^WILTON-F9EK<a>M^^^L 8e Jaargang September 1945 No 1 Orgaan van en voor het personeel INZEND|NG v*n opstellen van leden van het personeel V/ilton-Fijenoord-Schiedam WORDT OP PRIJS GESTELD Verantwoordelijk voor redactioneelen inhoud: J. PULLEMAN den Éhl MEDEDEELINGEN VOOR DE REDACTIE TE ZENDEN AAN; J. PULLEMAN r EN DENKBEELDEN DOOR VAN DE REDACTIE. Weinig vermoedde de Redactie op 10 Mei 1540, dat haar taak voor de eerstvolgende 5 jaren zou bestaan uit wachten op het einde van een oorlog, die zoo onnoemelijk veel leed over de geheele wereld heeft gebracht. Dat het „Wilton-Fijenoord Nieuws" zijn opbouwend werk gedurende een bezetting, die elk recht met voeten trad, niet zou voortzetten, stond al direct vast, daar de resultaten dan aan den bezetter ten goede zouden zijn gekomen en dit was iets, waar mede een gedeelte van de redactie zich in geen geval kon vereenigen. In angstige spanning hebben wij den heroïschen strijd gevolgd tusschen de wereldmachten, overtuigd, dat uiteindelijk het recht zou zegevieren en dat ook wij onze opbouwende taak weer zouden kunnen hervatten. Met weemoed moesten wij toezien op het lijden van ons volk, waarbij velen van onze beste zonen en dochteren het hoogste offer moesten brengen voor de thans een feit ge worden bevrijding. Met afgrijzen zagen en hoorden wij van de onmenschelijke mishan delingen, die onze landgenooten moesten ondergaan. Maar met blijdschap en dank baarheid constateerden wij, dat ondanks verdrukking, mishandeling en vergiftiging door pers en propaganda, de geestkracht van ons volk niet te breken viel. Waar er vielen, stonden anderen gereed de openge vallen plaatsen in te nemen, om aan de wereld te toonen, dat de Nederlandsche geest nog steeds gezond was. De oorlog is door onze bondgenooten en ons gewonnen en met vreugde hebben wij onze bevrijders begroet. Thans rust op ons de taak den vrede te helpen winnen en ook hiervoor zal een zware strijd gestreden moeten worden. Maar ook deze strijd moet en zal door ons gewonnen worden. Wij willen herstellen, wat vernield werd, zoowel op geestelijk als materieel gebied. Wij willen werken en op bouwen om ons volk te brengen op een peil, dat ver ligt boven dat van 1940. Aller krachten zijn daarvoor noodig. Ook de redactie wil de hare daartoe beschikbaar stellen en verzoekt U haar daarbij te willen steunen door Uw bijdragen regelmatig aan haar in te zenden. VAN DE BESTUURDERS. Het is mij een vreugde hiermede het eer ste nummer van „Wilton-Fijenoord Nieuws", dat na de bevrijding verschijnt, te mogen in leiden. Niet alleen, omdat dit een nieuw teeken is van de geleidelijke voortschrijding van den herbouw, maar ook, omdat ik daar door de gelegenheid krijg in nauwer contact met U allen te komen. De 5 jaren van bezetting waren voor het overgroote deel der Nederlandsche bevol king zeer zwaar, maar toch durf ik te zeg gen, dat gij, als werkzaam zijnde bij één van de groote metaalindustrieën behalve den moreelen druk en de ontbering, welke de bezetting voor iedereen, dus ook voor U allen meebracht bovendien nog de extra moeilijkheden moest verwerken, welke déar- uit voortsproten. Buitenstaanders zijn zoo vlot in hun ver oordeeling van hen, die moesten werken in een industrie, welke werd ingeschakeld ten behoeve van de Duitsche Weermacht, maar (ie beste stuurlui staan aan wal. Men had alle metaalindustrieën kunnen vernietigen. Ten eerste komt dat niet over een met de geaardheid der Hollanders van 1940; nü zouden wij het misschien doen, maar toen dacht niemand daarover. Wat zouden wij daarmede bereikt hebben? Wij zouden slechts eerder aan den hongersnood zijn prijsgegeven. Ik geloof niet, dat het geallieerde opperbevel daardoor één dag eerder tot de invasie had kunnen overgaan. Het wachten was op het omschakelen, het op gang komen en tenslotte het voldoende op voorraad produceeren van de Ameri- sche, Engelsche en Russische industrie. Er is in de eerste dagen na de Duitsche bezetting contact gezocht met verschillende in den lande gebleven vooraanstaande regeeringspersonen om vast te stellen, welke houding moest worden aangenomen en overeenkomstig de adviezen van deze personen werd besloten. De industrie zou dus voor den vijand moeten gaan werken, maar dat kon natuur- w °P verschdlende manieren geschieden. Was men een willig werktuig in handen van den vijand of hpeft men, zoo scherp lavee- rende als mogelijk was, getracht den vijand tenslotte zoo min mogelijk te helpen, in tegendeel, waar de kans bestond, tegen te werken? Het was voor een ieder, die eenige ver antwoordelijkheid moest dragen, geraden bij voortduring waakzaam te zijn. Hoe beter vaderlander men was, des te moeilijker viel het beslissingen te nemen, die in het belang waren van den vijand. Men kon niet steeds een afwijzend standpunt innemen. Men was tenslotte mede verantwoordelijk voor de tallooze gezinnen, die van het voortwerken der geheele industrie afhankelijk waren. Ik zeg dit hier openlijk, opdat men met meer inzicht ook zuiverder zal oordeelen. Natuurlijk zijn er ook in de industrie per sonen, die gefaald hebben, die onvoldoende ruggegraat hebben gehad om telkens, als het mogelijk was, weerstand te bieden, of ng erger, die zóó pro-Duitsch waren, dat zij den naam Nederlander niet waardig zijn. Dat zal grondig worden uitgezocht en waar wij allen recht op hebben naar be- hooren worden gestraft. Hoe eerder dit alles achter den rug zal zijn des te beter is het, want deze toestand heeft toch nog steeds een zekere onrust tengevolge. Op elke openvallende plaats moet een nieuwe man worden geplaatst, opdat het geheel weer als van ouds kan produceeren; want dat is het waarvan onze gemeenschap het moet hebben. Alleen door produceeren kunnen wij onze vroegere wel vaart weer bereiken, zelfs overtreffen. De aarde is gul genoeg. Wij allen moeten naar de krachten, welke ons gegeven zijn, wer ken voor de gemeenschap, om van wat de aarde geeft te maken wat wij noodig hebben. Het is zoo kortzichtig om in dit stadium te vragen om korteren werktijd. Neen, wij allen moeten eischen, dat ieder, die daartoe in staat is, werkt en zoodra de tekorten, welke er zijn op schier elk gebied, zijn in gehaald, mag men naar mijn meening ertoe overgaan den arbeidstijd te verkorten. Door minder te werken verlengt men den tijd, gedurende welken wij te weinig hebben om ons levenspeil op te voeren. Ik deel het standpunt niet van de pessi misten, die beweren, dat het een menschen- leven zal duren om tot onze vroegere wel vaart op te klimmen. Er zijn er zelfs, die zeggen, dat wij dit peil niet meer zullen bereiken en die het spook van den chaos voor zich zien. Wij hebben zelf in de hand hoe het met de ontwikkeling zal gaan, maar dan moeten wij ook eensgezind beseffen, dat wij alleen door arbeid tot welvaart kunnen komen. Ir. M. J. RÖMER.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1945 | | pagina 1