Weet U het DE WATERWEG HEROVERD KAMERAADSCHAP KINDERLAND Personalia Zoals de meesten van ons al wel weten, is een hoor- en kijkspel van deze naam op Zaterdag 30 Augustus en op Maandag 1 September j.l. opgevoerd in het Feyen- oord-Stadion in Rotterdam Zuid. Nu zullen er wellicht mensen zijn, die vragen, wat dit met het Wilton-Fijenoord- Nieuws te maken heeft. Mijn antwoord op deze vraag is: „Veel!" En wel om de volgende redenen. Aller eerst werd in dit spel de naam genoemd van' onze Werf, waar in de oorlogsjaren zoveel sabotage werd gepleegd. Ten twee de, omdat de groei van onze werf ten nauwste verbonden is met het tot stand komen van de Waterweg en met de her overing hiervan. Ten slotte, omdat' meer deren van ons personeel hebben medege werkt aan de opvoeringen van dit spel. Zoals algemeen bekend mag worden geacht, is de schrijver van „De Waterweg heroverd" A. den Doolaard, de zo bekende radio-reporter van Radio-Oranje en de ontwerper Carel Briels, die tevens de algemene leiding had. Ongeveer 5000 per sonen hebben eraan medegewerkt en men moet grote bewondering hebben voor een man als Carel Briels, de massa-regisseur, die zijn mensen-materiaal zo goed in de hand had. In het stadion, dat door de Maas in tweeën werd verdeeld, ziet men in het Noorden de stad Rotterdam liggen met zijn havenkwartier, zijn volkswijken, een cafe-terras, een kinderspeeltuin, kortom alles, wat de stad tot stad stempelt. In het Zuiden ligt Dordrecht met het platte land. Oostelijk geeft het decor de sug gestie van Duitsland en Westelijk van Engeland en de zee. En binnen dit decor begint zich het gewone dagelijkse leven van de stad en het platteland af te spelen. Kinderen spelen in de speeltuin, haven arbeiders lossen schepen bij de rivier, hengelaars zijn aan 't vissen, kortom het bonte leven van de grote stad wordt zeer levendig weergegeven. Zo ook op het platte land, waar de melkboeren, de hooiers en bloemkwekers aan het werk zijn. Tot de mobilisatie komt en het leger zijn stellingen inneemt. De bevolking werkt door, juist als volgens de werke lijkheid. Dan komt 10 Mei 1940 en de oorlog. De bevolking vlucht en die van Rotterdam maakt het bombardement mede met alle ellende daaraan verbonden. En dan, na de capitulatie volgen episodes uit de zwarte, lange oorlogsjaren; het weg voeren van de producten door de moffen, het ophalen van gijzelaars, de massa mensenroof van 10 November 1944, de centrale keukens en de hongertochten, maar ook het ondergronds verzet, de ge heime verbindingen met Engeland wor den herdacht. Tot de vliegende kruide niers op het moment van de grootste nood komen en kort daarop dé bevrijding komt. Toegejuicht door de bevolking van Noord en Zuid trekken de geallieerde legers, eenheden van de vloot en de luchtmacht, het veld op. Het spel eindigt met een uit beelding van het wederopbouwplan en een herdenking van de gevallen strijders. Waarschijnlijk zullen er mensen zijn, die van deze opvoering méér, of iets anders verwacht hadden, maar laten we niet vergeten, dat iedereen, door wat hij of zij heeft medegemaakt, een persoonlijke visie op deze oorlogsjaren heeft en dat het voor veel mensen moeilijk is, zich bij het kijken naar een spel als „De Water weg heroverd" even geheel los te maken van deze persoonlijke visie. „De Waterweg heroverd" kon' slechts een algemeen en dan nog zeer beknopt beeld geven van de gebeurtenissen vóór en gedurende de oorlog en zo kon het gebeuren, dat er hartelijk gelachen werd, toen gedurende de razzia van 10 November een mof te water werd geduwd en zwemmend pro beerde de kant te bereiken, terwijl toch de herinnering aan die zwarte dag voor velen iets zeer ernstigs is. Voor wie wilde zien en voelen, kwam de ontroering, toen de vrouwen stil en deemoedig neerkniel den. Natuurlijk waren er onvolmaaktheden in dit spel. Volgens sommigen was de brand niet hevig genoeg; anderen hadden meer vliegtuigen verwacht, enz., maar over het algemeen kan toch worden ge zegd, dat het publiek van de voorstellin gen genoten heeft. Ook Hare Majesteit de Koningin, die 's Maandags de uitvoering bijwoonde, sprak haar bewondering en waardering uit tegen twee medespelers, die als ver tegenwoordigers van alle medewerkers aan Haar werden voorgesteld. Wij, die hebben medegespeeld, hetzij op het veld of in het koor, en dus, door dat we het spel bij herhaling hebben ge zien en doorgewerkt, beter kunnen oor delen, dan diegenen die het slechts een keer hebben gezien, voelen het als een gemis, dat de repetities en de uitvoeringen voorbij zijn. We missen even de gezellige, kameraadschappelijke sfeer, die er op de repetities was, de bezielende leiding, wat het spel betreft van Carel Briels en wat het koor aangaat van Eduard Flipse; de vermoeiende, maar zo gezellige drukte van de generale-repetitie-dag, toen alle stukjes van het spel als een leg-puzzle door Briels in elkaar werden gezet en we missen bovenal die eigenaardige, aantrekkelijke spanning, die er altijd bij een uitvoering is, en die vooral hier heerste, toen we opzagen naar de duizenden mensen, langs de wanden geplakt van die grote kuip, die Feyenoord-Stadion heet. En als we dan denken aan het doel, waarvoor dit spel werd gegeven en waar aan al die mensen hun steentje hebben bijgedragen, dan hopen we, dat een heel groot batig saldo zal kunnen worden af gedragen aan het Comité „Eereschuld en Dankbaarheid", dat de belangen behartigt van de nagelaten betrekkingen van in de oorlog gevallenen en dat de zorgen van deze mensen, die helaas zeer velen zijn, mede hierdoor mogen worden verlicht. F. M. Op 18 Juli verloor A. v. d. Berg van de afd. Opruimers en Buitensjouwers zijn loonzakje, waarin zich in verband met tarief een groot bedrag bevond. Door zijn collega's werd een collecte gehouden, waardoor de heer v. d. Berg voor het verlorene schadeloos gesteld kon worden. Bravo mannen, dat getuigt van kame raadschap. PAK NIET DE VERKEERDE In het W.F.-Nieuws van 29 Augustus 1947 wordt in het artikeltje „Roekeloos Werken" bankwerker A. v. K. genoemd. Dit is NIET bankwerker A. v. Kralingen. 25 Aug. 1947 A. P. van Kempen, aan gesteld als onderbaas, afd. Electro-mon- teurs. Ze spelen en ze bouwen, Ze werken en ze sjouwen En zingen nog een lied erbij En wij? Ze hebben vele plannen En doen als echte mannen Ze zwoegen opgeruimd en blij En wij? Bij avond en bij morgen Zij werken en zij zorgen En gaan voor 't zware niet opzij En wij? In school en in de huizen, In villa's en in kluizen, De kinderwereld vraagt aan mij: En gij? September 1947. Als vaste klant sta ik bijna elke avond na 5 uur op de bus naar Vlaardingen te wachten aan de uitgang van de werf. Daar ik vanwege de plaats mijner werk zaamheden op de werf, ongeveer altijd één der eersten ben, die op de „plaats des onheils" aankomen, heb ik veelal het geluk om als één der laatsten of in het geheel niet in de eerst komende bus te worden gedrongen, want het lust mij niet om elke avond vechtende de mij recht matig toekomende plaats te veroveren op mijn medearbeiders. Ik heb dat noodgedwongen door ziekte thuis eenmaal gedaan en ver schillende mijner collega's, die vrij wat later op de wachtplaats aangekomen waren, maar zich traditiegetrouw toch veel eerder hadden binnengevochten, waren zeer gebelgd over mijn brutaliteit. De manier waarop één der heren zich daarover uitliet kan ik hier niet herhalen, want dit blad is een net blad Met dezelfde bus tracht veelal een in valide jonge werker op onze werf mee te gaan, maar ook hij kan zich niet evenmin als ik vechtende een plaats veroveren en hij wacht dus de beurt af, die de lichamelijk sterkeren hem dan eindelijk gunnen: bijna de laatste, de laatste ofin één der volgende bussen. Het kwam ook reeds tweemaal voor, dat hij in het gedrang door de medearbeiders onderstboven gelopen zou zijn, als hij niet te rechter tijd was ondersteund geworden. Rechtvaardigheidshalve echter moet ook vermeld worden, dat er onder de vechters nog welwillende mensen zijn. Eenmaal was ik getuige, dat één der „heren" die zich al dringende en wringen de, ver vóór zijn beurt een plaats had veroverd in de bus, vanuit deze veilige haven, zijn nog steeds worstelende col lega's, die ook gaarne het moede lichaam wilden veilig stellen met verontwaardigde stem en druipende van mensenliefde toe brulde: „Laat nou eerst die jongen er eens in." Medearbeiders, zou het voor ons, Vlaar- dingers, moeilijker zijn dan voor de men sen, die in de richting Rotterdam gaan? Allen staan daar ordelijk in de rij. Disci pline? Beleefdheid? Opvoeding? Welwil lendheid? Kameraadschap? Ik weet het niet, maar het lijkt mij beter dan aan de Vlaardingse kant. Oude ren en ook de jonge mensen in de Rot terdamse rij zijn voor ons een goed voor beeld. G.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1947 | | pagina 2