Rubriek van en voor de jeugd Rubriek van en voor de vrouw Werf» kantoor en werkplaats Uit het Vrije Volk ll-12-'47i We hebben veel Sinterklaasfeesten mee gemaakt, te Veel haast, maar zo een als er Woensdagmiddag bij Willon-Fijenoord plaats vond, zagen we nog nooit! 1800 kindeten en 1200 moeders en andere belangstellenden hebben in twee voorstellingen genoten van het feest, dat daar door directie en perso neel in "elkaar gezet 'was. En goed jn elkaar gezet, want de kinderen kregen allemaal een pracht stuk eigenge maakt speelgoed. Er werd alsmaar lekkers rondgedeeld, een machtige luidsprekerinstallatie zorgde er voor dat alles klopte en aan een lange tafel (in de grote cautine aten de employe's deze dag maar staande) genoterf de honderden kinderen van het heerlijke spel „Bobbertje Bloedworst'' met Siem Nieuwenhuizen, de grote komiek, in de hoofdrol. Met weemoed denkt de jeugd van heden aan de voor haar verloren jaren, waarin zij niet kon genieten van de geneugten, be horende aan haar leeftijd, maar moest on derduiken om de bezetter niet de voldoe ning te schenken, dat weer jonge mensen naar Duitsland gingen. Met weemoed denkt zij aan die jaren van verschrikking en ellende en wil vaak met het nieuwe zien, dat na elke oorlog en in ieder land groeit, terwijl toch zij bestemd is om de nieuwe tijd tot een glorietijd te maken, zodat geen ouders meer in angst leven over hel lot hunne." kinderen. De jeugd die slechts in negatieve zin denkt aan deze verloren jaren is in wezen egoistisch, Zij zal( echter-haar gemeenschaps taak moeten 'verstaan bij de opbouw van land en ^wereld. Zij zal overtuigd moeten zijn, dat mede voor haar de taak is wegge legd iets schoons en groots te helpen bouwen uit de huidige chaos, Iets schoons, door zichzelf en straks weer de jongeren op te voeden, niet in oorlogs sfeer maar in de werken des vredes, iets groots, daar zij de verantwoording krijgt te dragen voor de opbouw in materiele zin. De Jeugd moet zich opheffen uit haar min derwaardigheids complex, dat volgens haar, onze iongeren beheerst. Zij mag niet denken, dat zij minder kan dan de jeugd van vóór de oorlog. Nooit ophouden, nooit terneergeslagen moet zij zich weerbaar maken en strijden tegen verkeerde invloeden vanwaar die ook komen. Dat kan niet gebeuren zonder ern stige wil, doch kan alleen als zij zich ervan bewust is dat zij op deze wereld is, om te dienen. Zij moet zó dienen, dat het nage slacht, op onze bereikte resultaten voort bouwend kan zeggen: Dank zij onze voor- "fiangers. Zij kan dat slechts, als zij zich er tevens van bewust is dat er boven haar plannen ook nog het vastomlijnde plan be staat geschapen door een Hogere Macht, die wij niet vermogen volkomen te begrijpen. J. G. BEVREDIGING IN HET WERK. Heb je het naar je zin op kantoor? Och 't gaat wel, wat moet je anders? Of: 'k Ben. er gelukkig gauw af, dan ga ik trouwen. Hoorde ik ooit: Ik zou niet anders willen, 't Kantoorwerk geeft me volkomen bevredi ging? Neen, Dat is ook logisch. Kantoor leven ligt ons niet. Ik zie de mannen, die te vuur en te zwaard tegen de „vrouw op kantoor" ge vochten hebben al grijnzen. Hoe zouden ze genieten als „dat hele stelletje, dat de plaats van de man inneemt" van het kan toorpodium verdween. Dit, edele ridders, kom ik U echter niet aankondigen, dan zou de wereldgeschiedenis een slag terug moeten draaien. Bovendien wijs ik U erop., dat 'dit een vrouwenrubriek is, dus'geen kost voor U! Dat leven ligt ons niet, zei ik, en ieder, die eerlijk is, zal dit moeten toegeven. Logisch dus, dat dit werk ons niet tenvolle bevredigt. Wat echter niet logisch is, dit, dat zij, die specifiek vrouwelijk werk heb ben of de zorgen hebben voor hun eigen gezin, ook soms zo weinig van tevredenheid blijk geven. Dit geeft te denken en al den kende kom ik tot de conclusie, dat tevre denheid niet in de eerste plaats afhankelijk is van ons werk, van omstandigheden enz. Tevredenheid moet binnen in ons zitten. Zij moet en kan ons een door strijd verworven onvervreemdbaar eigendom zijn. Het leven brengt ons nu eenmaal niet altijd dat wat we begeren, wat we ideali seren. En het is maar goed ook Stel je voor, dat we alles zouden krijgen wat we wensen. We zouden oververzadigd worden en vergeten, dat er in de wereld zoveel is, dat belangrijker is, dan ons kleine ikje, dat zo kostbaar is, dat zich stoot en wondt aan het harde leven, dat niet meegeeft en mee buigt in de richting, die dat ikje zichzelf zou willen banen. Na dit te hebben vastgesteld gaan we nog even ons werk bezien. Ons werk op kantoor of in de huishouding. Ons werk, dat dikwijls zo heel onbelangrijk schijnt, dat ons soms tegenstaat, dat ons zo helemaal niet ligt, doch dat een plicht voor ons inhoudt: de plicht om het goed te doen. Laten we be denken, dat we moeten meewerken, wij allen, vrouwen en meisjes, aan de wederop richting van de door de oorlogsstorm'neer geslagen wereld. We zijn allen met een doel op onze plaats gezet, waar die ook moge zijn. Waarom nu juist daar op die bepaalde plaats, dat weten we nu wellicht nog niet, maar later zullen we het misschien wel begrijpen. Wat we wel weten is, dat onze taak op het ogenblik daar is, achter dat bureau, op die stoel, of in die keuken en achter die stopmand. En die taak hebben we zo goed mogelijk te vervullen, niet zuchtend, maar moedig. Moeten we ons niét dikwijls schamen als wij, die gezond zijn, die werken kunnen en mogen, kijken naar hen, die' ziek zijn, soms al zo lang, die zo graag zouden willen wer ken, die alles zouden willen aanpakken, maar die niet kunnen. En hoe moedig zijn ze vaak, hoe beschamend moedig en blijmoedjg. Er wordt zo met „foeping" geschermd. Men moet roeping hebben om verpleegster, onderwijzeres enz. te worden. Is het echter niet veeleer zo, dat we onze roeping hebben te zien in het werk, dat we hebben te ver richten op de plaats, die ons is toebedeeld? De wereld schreeuwt om mensen, die niet eisen en nog eens eisen, maar die weten, te geven. Laten wij er naar streven, daartoe te behoren. KREKEL. ZO HEB JE ZE BIJ ONS k 't Manneke kwam bij de dokter inet klach ten. „We zullen je onderzoeken, dus trek je hemd maar uit". En dus verdwijnt de patiënt in de cel om zidh te ontkleden. Wanneer hij gproepen "wordt voor 's dokters alziend oog te verschijnen, blijkt het een zeer precies ventje te zijn. Men krijgt orders en volgt ze op of men doet het. niet. Hij deed het wel érg nauwkeurig, want hij verscheen geheel gekleed, z'n ketelpak inbegrepen, maar het uitgetrokken hemd hing over z'n arm. (Historisch). A tegen B. Zeg jö, van het voorjaar weer mazzel B. Nou en of. gerookte kraanrijders, wat zal dat smaken. ONS BETAALMIDDEL. Zonder geld is de maatschappij, waarin wij leven,praktisch ondenkbaar. Alles draait, zoals de volksmond het zegt, om het „slijk der aarde". Het is wel eens interessant na te gaan hoe het geld is ontstaan. Er is een periode in de geschiedenis ge weest, dat ieder voor zichzelf zorgde. Men bebouwde zelf een stuk grond. Door middel van jagen voorzag men zich van vlees. De dagelijkse gebruiksvoorwerpen werden, zo goed of zo kwaad als het ging, zelf vervaar digd. Later kwam men echter tot het inzicht, dat het verstandiger was zich te gaan spe cialiseren en dat ieder zich ging toeleggen op het vervaardigen van die artikelen, waar voor hij de meeste geschiktheid en aanleg bezat, m.a.w. de arbeidsverdeling deed haar intrede. De een ging bijv, uitsluitend land bouwgewassen telen; 'de ander ging jagen; een derde ging jacht- en landbouwgereed schappen maken. Nu zal men zich afvragen in welk verband dit met ons betaalmiddel staat. Juist in die arbeidsverdeling ligt de oorsprong van ons ruilmiddel, ons geld. Door die arbeidsverdeling kreeg dus ieder van de voortbrengselen van zijn arbeid voor, eigen gebruik te veel en van de voortbrengselen van anderer werkzaamheid te weinig. Dit te veel enerzijds en te weinig anderzijds moest dus onderling worden geruild. Deze ruil stuitte natuurlijk op grote moeilijkheden, wanneer het ging om het vinden van een tegenpartij, die juist nodigNhad, dat goed en die hoeveelheid, die men kon aanbieden'en juist aan te bieden had. Bovendien was het onder dergelijke omstandigheden bijzonder moeilijk zich een beeld te vormen van de onderlinge waardeverhouding van de goede ren. Het waardeoordeel van verschillende personen kan immers wijd uiteenlopen. Nu was het meestal wel zo, dat onder de goede ren, die in éen bepaald gebied werden voortgebracht, enkele voorkwamen, die al gemeen door ieder werden begeerd en die daarom de ruil vergemakkelijkten. Als men maar in het bezit was van een dergelijk product, bijv. zout, schelpen, edelstenen, die renhuiden enz., dan kon men gemakkelijk elk product dat men begeerde in zijn bezit krij gen Zo werden in het oude Rome schapen als ruilmiddel gebruikt. (Van het Latijnse woord pecus schaap werd het, woord pecunia geld afgeleid). Op deze wijze kreeg men langzamerhand een aantal pro ducten, dat als ruilmiddel, als geld, kon fun.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1947 | | pagina 9