smaak viel. We hebben daar mooie wande
lingen gemaakt in de omgeving, en hebben
zeer veel gezien. Ook hebben we een vossen
jacht gehouden en vlaggenroof gespeeld. Des
avonds was er in Heidebad altijd wat te doen.
hetzij spelletjes, toneel, zang, hersengymnastiek
enz., wat bij ons zeer in de smaak viel.
De verrassing die tot het laatste toe werd
bewaard, was een autobus-tocht door de
Veluwe. Het was een schitterende tocht, welke
voor ons onvergetelijk is. We namen vele her
inneringen mee terug naar het kamp.
De verhouding tussen kampeerders en leiders
was prima. Zij stonden altijd met raad en daad
klaar, al was het midden in de nacht.
Het eten was uitstekend klaar gemaakt, de
kok heeft uitstekend voldaan. Al met al, het
was een prima vacantie.
Langs deze weg betuig ik uit naam van alle
andere kampeerders mijn hartelijke dank aan
de Directie en Kampleiding, die ons een on
vergetelijke vacantie bezorgd hebben.
EEN KAMPEERDER.
VACANTIEKAMP
BEDRIJFSSCHOOL W.F.
Het vacantiekamp, dat van 18 Juni29 Juni
1949 werd gehouden in het tentenkamp „Hei
debad Epe" is weer voorbij. Afgaande op de
vele enthousiaste loftuitingen der deelnemende
jongens, mag worden geconstateerd, dat dit
kamp wederom een succes is geweest.
Gaarne brengen wij mede namens alle kam
peerders onze hartelijke dank aan de Directie
en aan hen die het mogelijk hebben gemaakt
dit kamp te doen houden. Wij zijn er van
overtuigd dat aan deze jongens een onverge
telijke vacantie is bezorgd.
DE KAMPLEIDING.
PROEFTOCHT DOOR EEN LEEK.
's Morgens was ik al vroeg uit de veren,
Ik moest vandaag immers proefvaren leren.
Dat had ik nog nooit van mijn leven gedaan,
„Maar", zei iemand me, „er is heus niet veel aan
Je gaat heel gewoon aan boord van de schuit
En dan vaar je de Maas op en het zeegat uit."
Het terrein waar ik kwam lag vast aan de boot,
Die lag zo te zeggen in een vrij brede sloot.
Vóór het vertrek paperassen gaan halen,
Net echt! Echter hier zonder betalen.
Toen gingen we langs de trappen aan boord
En werden daar door de stuurman „verhoord".
Wij moesten één der papieren afgeven
Om vrijelijk ons op het schip te begeven.
Op de tweede verdieping stond een kennis
van mij,
Die kwam min of meer glunder nabij.
Hij schudde het hoofd, heel wijs. En verlegen
Vroeg ik aan die „zeeman": „Kan ik er tegen?"
Hij keek naar de lucht en zei eigenwijs:
„Pracht bries, mijn waarde! Iets fijns voor
de reis".
Hij toonde mij alles aan boord, wat ik wilde.
Ik keek in de ruimen, waarbij ik rilde.
Wij vroegen nu alles van varen en sturen
En 't duurde misschien geen twee volle uren
Of ik de leek de man van de wal.
Zei parmantig en flink: „Is dat nu al?"
Je draait aan een wiel. Je roept hard: „vooruit!
En af en toe blaas je eens flink in de fluit.
De slepers, die trekken je rap van de kant
En dan! Nou vaarwel hoor, lief Vaderland.
Zo vaar je maar rustig door 't water naar zee.
Heus, lezer, dat sturen valt mij wel wat mee.
Het gaat daar vanzelf, er valt niets aan te doen,
Je leunt van je éne op d' andere schoen,
En als er wat komt van de andere zij,
Dan stuur je het schip niet al te dichtbij!
Je vaart er gewoon heel langzaam naast heen,
Er kan niets gebeuren: tien tegen één.
Je zorgt maar steeds, dat je blijft in het diepe
En dat je niet over de schutting kan kiepen,
Want dan ben je zuur, en het kan je
gebeuren,
Dat de meeuwen je zo maar in stukken
scheuren.
Want die knapen, die bleven vanaf het begin
Tot aan de eindstreep maar steeds bij ons in.
Je ziet al de plaatsen en plaatsjes verdwijnen
En andere boten met vlaggetjes seinen.
Ze zijn hier beleefder dan boven op 't land
En reiken elkaar zo te zeggen - de hand.
Dat zou aan de kant niet zo makkelijk gaan,
Want je zou 's morgens vroeger op moeten
staan
Om op tijd aan je werk en je taak te
beginnen,
Daar moeten wij dus nog wat op verzinnen.
Tenslotte kom je dan buiten de pieren,
Niet wordt bedoeld hier die vettige dieren,
Maar brokken steen zo in zee gesmeten.
Dat doen ze om schepen te laten weten,
Dat ze gewoon naar de kust kunnen varen,
Tussen die pieren zijn geen gevaren.
Je moet het maar weten en als je het weet.
Dan is er geen klap aan, 't is erg breed.
De boot gaat wat schommelen onder je benen
En af en toe stoot je je hoofd of je tenen.
Een uur naderhand is alles O.K.
Dan ken je de kuren van Juffrouw de Zee,
Je kijkt in het rond en ook naar de lucht:
Wind blijft gewoon! denk je met een zucht.
Ik heb nog iets vreemds daar waargenomen:
Toen wij de pieren uit kwamen stomen,
Toen was de wind aan mijn rechterhand,
Ze was links op de reis terug naar 'het land.
Ze staan toch voor niets met die moderne
boten,
Ze hebben de wind gewoon omgeschoten.
Ik wist wel, dat zoiets gebeurde op zee,
Want ze nemen er veel instrumenten voor mee.
Zo was er ook één om de zon te schieten.
Toch vond ik het fijn, dat ze dat maar lieten.
Op zee bleek het grote moment aangebroken,
Daar hebben de heren elkaar toegesproken
En plotseling vloog er een vlag uit de lucht
En één weer naar boven in zeer snelle vlucht.
Ik vroeg wat dat had te beduiden,
„De boot is verkocht!" zei één van de luiden.
Opeens dreef de kust weer boven de baren,
Wij wisten, dat wij weer behouden waren.
Eén van de stuurlui kwam ons toen vertellen,
Dat hij direct de postboot zou bellen.
Want op zo'n reis is men thuis ongerust,
We waren toch immers zo'n eind uit de kust.
Die boot voor de post kwam dus even langszij
Om een briefje voor thuis, dat maakt hen daar
blij.
Dat stond daar die stuurman rustig te liegen,
Hij wilde die landslui eens fijntjes bedriegen.
Wij niet van gister we schreven geen
brief,
Maar stuurden een kaart aan onze lief.
Die stuur dacht, dat wij eens flink zouden
schrijven
Aan hen, die vandaag thuis moesten blijven,
Maar 's avonds in huis was niets aangekomen
En bleek, dat die snuiter ons nog had
genomen.
Dit is het verhaal van de proeftocht voor
leken.
Ik heb echter de zaak wat dieper bekeken,
Maar één ding ondanks alles is mij ontgaan,
Hoe weten z' in zee nou die strepen te staan
Waar nu zo'n boot om moet gaan draaien,
Dat is nu nog iets waarnaar ik moet raaien.
De rest van de zaak heb ik heel goed
gesnopen,
Je kunt beter- varen dan fietsen of lopen.
Ook heeft de kaptein tegen ons niet geklaagd
En is dus de tocht, dank zij ons, weer
geslaagd.
G.
W.F.-FLITS.
Ie Pinksterdag, in Heidebad, aan de lunch.
Engelse gasten en W.F.'ers, oud en jong en
door elkaar.
Hij begon te manoeuvreren, geheel in stijl,
met vork in linker- en mes in rechterhand.
Een halve boterham was verwerkt, het mes
verhuisde van links naar rechts en de vork
in tegengestelde koers. Met het vermalen van
de andere helft werd begonnen.
Bij boterham nummer twee werd het mes buiten
dienst gesteld en verder gewerkt met alleen
maar de vork.
Al leek hij af en toe op Neptunus met zijn
drietand, toch kon je aan zijn gezicht zien
dat hij zich meer op zijn gemak begon te
voelen.
Derde boterham: hij maakte een praatje met
zijn tafeldame, legde ondertussen zijn vork
ook maar neer en peuzelde de rest op met
behulp van zijn „vijf geboden". Maakte
heel al in zijn gewone doen grapjes met
zijn buurvrouw.
Het ging in vier etappen en de weg van de
minste weerstand werd gevolgd.
Gaf niets hoor! Hij had gelijk en bleef een
„heer", al was het er een in zakformaat!
B.