Vergadering directie met kern op Zaterdag, 21 October 1950.
13e Jaargang
17 November 1950
No 20
ORGAAN VAN EN VOOR HET PERSONEEL VAN WILTON-FIJENOORD, SCHIEDAM
Redactie-commissie: L. Giphart, C. Keyzer, f. Koppe, J. W. Weber. Redactie adres: Afd. Sociale Zaken
Nadat de heer v. West allen had welkom
geheten, ook namens de heer W. Wilton en
zijn niet aanwezige collega's, hield hij de
navolgende inleiding:
„Het is al weer vrij lang geleden, dat we een
vergadering met de grote kern hebben be
legd. Dat wil echter niet zeggen, dat we het
nut van dergelijke bijeenkomsten niet zou
den inzien. De laatste vergadering heeft vol
doende aangetoond, hoe nuttig het is, dat wij
als Directieleden contact met de vertegen
woordigers van het personeel opnemen om op
die wijze rechtstreeks te horen wat er in het
personeel omgaat, welke wensen er bestaan
en wat eventueel kan worden gedaan om
daaraan tegemoet te komen. Dikwijls is het
echter zo, dat goede voornemens niet altijd
kunnen worden uitgevoerd op een wijze,
zoals we dat gaarne zouden willen. Allerlei
dingen vragen de aandacht en er schiet dan
meestal weinig tijd over om zich voor een
vergadering als deze behoorlijk voor te be
reiden. Dit neemt echter niet weg, dat de
noodzakelijkheid blijft bestaan.
Gaarne breng ik hier naar voren, dat bij de
besprekingen, welke wij regelmatig met Uw
bestuur houden, blijk wordt gegeven van de
wil tot samenwerking. Dat wil niet zeggen,
dat er niet dikwijls harde noten gekraakt
moeten worden en langdurige besprekingen
nodig zijn om elkanders standpunt te be
grijpen.
Hoewel in iedere onderneming de samen
werking basis van de totstandkoming van
het product zal zijn, geloven we toch wel te
mogen aannemen, dat in een onderneming
als de onze dit in bijzondere mate het geval
is. De uitgestrektheid van de terreinen, de
vele afzonderlijke afdelingen, de verschil
lende geaardheid van ieder individueel lid
van het personeel maken het in vele op
zichten moeilijk een behoorlijk contact te
leggen, resp. te onderhouden en het is dan
veelal aan hen, die met de leiding zijn be
last (waaronder te verstaan chefs, bazen, on
derbazen en voorlieden) om te zorgen, dat
de verstandhouding tussen de verschillende
groepen goed is.
Ik ben er van overtuigd, dat er in dit op
zicht nog veel te verbeteren is, doch ik ge
loof, dat alle voorwaarden om tot een we
derzijds goed begrip te komen, aanwezig zijn.
Wij van onze kant trachten dit o.a. te be
reiken door het instellen van commissies op
velerlei gebied, waarvan ik o.a. wil noemen
de Werkveiligheidscommissies, die regelmatig
vergaderen en waarin zowel de chef, de
baas als de arbeiders zitting hebben. Uit de
notulen, welke wij uit de aard der zaak met
aandacht lezen, mag ik toch wel concluderen,
dat in dit opzicht zeer veel nuttig werk wordt
verzet. De besprekingen hebben plaats in
een sfeer van vertrouwen en de resultaten
komen dan tot uiting in de ongevallenper
centages. Immers de commissieleden hebben
deze taak gaarne op zich genomen, worden
zelf steeds meer „safety-minded" en brengen
hun gevoelens dienaangaande over op hun
collega's, waardoor tenslotte een algehele
veiligheidsgedachte in het bedrijf levendig
wordt. Enige dagen geleden zijn nieuwe com
missies ingesteld en dus weer andere leden
van het personeel in dit werk betrokken.
Op die manier worden dus steeds meer werk
nemers ingewijd in de problemen van vei
ligheid op onze werf en gaan zich er voor
verantwoordelijk voelen, indien het ongeval
lenpercentage omhoog gaat.
Ook het werk van de Tariefcommissies trekt
de volle aandacht. Al zouden we niet gaarne
beweren, dat hier de resultaten van het over
leg en de wijze, waarop de voorkomende
moeilijkheden worden opgelost, zich kunnen
spiegelen aan het werk van de Werkveilig
heidscommissies, toch menen we te mogen
constateren, dat er vooruitgang is. We mogen
niet vergeten, dat het vaststellen van tarieven
dikwijls een zeer moeilijk werk is, waarbij uit
den aard der zaak fouten worden gemaakt. De
genen, die het tarief samenstellen, in ons be
drijf dus de calculators of tariefeerders, zul
len trachten naar eer en geweten hun calcu
laties te maken en er is geen enkele reden
om aan te nemen, dat zij daarbij als uitgangs
punt een te lage basis nemen. De werkom
standigheden zijn in de vijf jaren na de oorlog
wel zo belangrijk verbeterd, dat het zeker
niet te veel gevergd is indien de leiding van
een bedrijf aanspoort tot prestaties, welke
hoger liggen dan enkele jaren geleden.
Indien we de statistieken over de arbeids
productiviteit, dus de prestaties, welke regel
matig worden gepubliceerd in Nederland, be
kijken, dan blijkt toch wel, dat we nog een
stuk ten achter liggen bij vóór de oorlog. Wij
zullen de laatsten zijn, die een zgn. jaag-
systeem zouden voorstaan, maar tussen jagen
en hetgeen thans wordt gepresteerd, ligt een
marge, welke naar mijn stellige overtuiging
kleiner zou kunnen zijn. De laatste tijd heb
ben zich nog al eens klachten voorgedaan,
dat de tarieven zo strak worden aangehaald.
Geloott U echter, dat dit inderdaad het ge
val is? Zouden we in dit opzicht niet meer
de hand in eigen boezem moeten steken?
Bent U er van overtuigd, dat allen in dit
bedrijf presteren wat zij zouden kunnen doen?
Persoonlijk doet het mij pijn bij een rond
gang over de werf maar al te veel te moeten
zien, dat velen niet zijn op de plaats, waar
hun werk is. Ik geef gaarne toe, dat hier ook
organisatorische fouten een rol spelen, maar
dit neemt toch niet weg, dat niemand mij
zal kunnen tegenspreken, indien ik zeg, dat
veel tijd verknoeid wordt, waaraan niemand
wat heeft. Het zou wel van erg weinig in
zicht mijnerzijds getuigen, indien ik allen
over één kam zou willen scheren. In dit
bedrijf is een zeer grote kern aanwezig van
mensen, die zich met het bedrijf vergroeid
voelen en steeds hun beste beentje voor
zetten. De resultaten van de laatste jaren
hebben dit voldoende bewezen, maar juist
die kleine groep van hen, die het wel ge
loven, moeten we van de dwalingen huns
weegs zien terug te brengen. U, als kern van
dit bedrijf, zult het toch met me eens zijn,
dat de aanloop- en aflooptijden van velen
te lang zijn. Weer wil ik er op wijzen, dat
er zeer velen zijn, die geen blaam treft, maar
ook al zijn er nog slechts enkelen, die het
werk te laat aanvangen of te vroeg beëin
digen, is dit verlies voor de onderneming,
waarmee niemand gebaat is. Ik durf daarom
met gerustheid een beroep op Ure doen om
te zorgen, dat ook de zwakkeren hun plichten
gaan voelen en zich bewust worden van hun
verantwoordelijkheid tegenover hun mede
mensen en in het bijzonder tegenover col
lega's. Als we het zover krijgen, dan zult
U constateren, dat de tarieven voldoende
speling geven om bij een normale inspanning
een behoorlijk rendement te krijgen. Ook dan
zullen er klachten over tarieven blijven. Zij
worden door mensen gemaakt en zijn als
zodanig onderhevig aan feilen. Daarvoor zijn
echter de tariefcommissies, die corrigerend
kunnen optreden en kunnen voorkomen, dat
op een verkeerd ingeslagen weg wordt voort
gegaan. Vele afdelingen hebben het belang
van deze commissies ingezien, doch er zijn
er nog te veel, die menen zich afzijdig te
moeten houden. Op deze plaats zou ik een
beroep op U willen doen om ook deze schakel
van overleg en samenwerking in het bedrijf
zo perfect mogelijk te doen zijn.
Van onze kant wordt zoveel mogelijk gedaan
om de mensen in het bedrijf een behoorlijk
bestaan te verzekeren. De her- en omscho
ling is indertijd met kracht aangepakt en
hoewel er natuurlijk zullen zijn voor wie
deze her- of omscholing niet heeft gebracht
wat zij ervan hadden verwacht, mogen we
toch wel aannemen, dat het overgrote deel
in een positie is komen te verkeren, dat zij
in het bedrijf mee kunnen en voldoening in
hun werk zijn gaan vinden. Daarnaast zijn
we het vorige jaar begonnen om speciaal in
de scheepsbouw ook werknemers van oudere
leeftijd in de gelegenheid te stellen zich in
hun vrije tijd door middel van cursussen te
bekwamen voor hun vak. Het is waarsctiijn-
lijk nog te vroeg om te juichen, doch ook