Jftjenoorb ban 1918 tot 1929
A*J§) NIEUWS
14
sche Scheepsbouw Maatschappij te Amster
dam tot het bouwen van een 14.000-tons dok
(het „Wilhelminadok")Het bleef echter
een open vraag of het bedrijf aan de West
kou sdijk met zijn drie drijvende dokken,
dwarshelling en fabrieksinstallaties groot ge
noeg zou zijn voor de stroom van opdrach
ten, die men na de oorlog mocht verwach
ten. fr Henry Wilton bepleitte een vergro
ting van de afdeling nieuwbouw, „mijnheer
Bart-" meende dat het reparatiebedrijf hoofd
zaak zou blijven, waarbij men de mogelijk
heid onder ogen moest zien ook schepen van
meer dan 20000 ton te kunnen herstellen.
Zo groeide het plan tot aankoop van een
ruim terrein te Schiedam, met voldoende
ligplaats voor een aantal dokken en zo moge
lijk zelfs voor een dok van bijzondere afme
tingen, geschikt voor het grootste type
oceaanschepen. Dit plan werd aangemoedigd
door de directie van de Holland-Amerika
Lijn, welke voorzag dat deze scheepvaart
maatschappij in de nabije toekomst nieuwe,
heel grote schepen in de vaart zou brengen.
Mocht dit gebeuren, dan was het een belang
voor de H.A.L. en voor de Rotterdamse ha
ven dergelijke schepen te kunnen dokken.
Waarom zou men echter ook geen schepen
van zo enorme tonnage gaan bouwen? Het
was een verleidelijke gedachte, met zwaar
wegende gevolgen.
Wéér bad Wilton een punt bereikt, waarop
een belangrijke beslissing moest worden ge
nomen en ook deze keer sloeg de schaal door
naar de gedurfde uitbreidingspolitiek, die de
familie-onderneming had groot gemaakt.
Maar de leiders van Wilton, de heer Bart
vooral, beseften dat het opnieuw een stap
was in de richting van een uitbreiding, die
de aantrekking van vreemd kapitaal en de
aanvaarding van vreemde invloed onvermij
delijk zou maken. Een voor het moderne
grootbedrijf kenmerkende gang van zaken.
Nadat in 1916 het terrein te Schiedam was
aangekocht, begon men reeds in 1917 met
het baggeren van een haven. Verder werden
voorbereidingen getroffen voor de aanleg
van een vast bouwdok, het eerste in Neder
land. Een en ander deed verwachten dat de
afdeling scheepsbouw en de machinefabriek
spoedig een sterke positie naast het repara
tiebedrijf zouden innemen. De heer Bart
Wilton, die de beschreven wijziging in de
koers van het beleid niet geheel kon aan
vaarden, gaf er in 1920 de voorkeur aan zich
uit de directie terug te trekken en naar de
raad van commissarissen over te gaan.
Zoals reeds werd opgemerkt, stelden in de
oorlog vergaarde reserves Fijenoord in staat
na 1918 een krachtige vernieuwing van het
bedrijf door te voeren. De werven en de ma
chinefabriek van de maatschappij bleven
ruim van opdrachten voorzien. Onder de di
rectie van de heren ir de Kanter en ir Ver
loop werden talrijke orders geaccepteerd.
Het werk ondervond eind 1921 echter belem
mering door een langdurige staking, tot
schade van dei arbeiders èn van de onder
neming.
Toen deze staking uitbrak, bevond het Ne
derlandse bedrijfsleven zich reeds in een on
gunstige positie. De prijzen waren in dalende
lijn gekomen; daarbij nam de buitenlandse
concurrentie toe, vooral omdat sommige lan
den, bijvoorbeeld Duitsland, door een ver
slechtering van hun geldwezen nog een extra
druk op het internationale prijsniveau kon
den uitoefenen. Het bleek duidelijk dat alle
binnenlandse vakbewegingsactiviteit uiteinde
lijk rekening heeft te houden met de mede
dinging van buiten-af.
Van de zijde der ondernemers werd gewezen
op de wenselijkheid de arbeidsproductiviteit
verder op te voeren. Dit lag zeker in de tra
dities, die Fijenoord zo'n voortreffelijke repu
tatie op het gebied van kwaliteitswerk had
den bezorgd. Ir Verloop verdedigde een plan
om de afdeling machinebouw zodanig te
moderniseren dat met de bouw van zware
scheepsmotoren kon worden begonnen. Na
langdurige onderhandelingen verwierf Fije
noord in 1923 een licentie voor de bouw van
M.A.N. - Dieselmotoren (M.A.N. - Maschinen-
fabrik Augsburg Nürnberg).
Ook de afdeling scheepsbouw onderging, met
advies van dr ir J. Goudriaan, een reorgani
satie. Gelukkig werden in 1924 en 1925 enige
nieuwe opdrachten ontvangen, zowel voor de
aanbouw van schepen als van motoren be
stemd voor schepen door andere maatschap
pijen gebouwd.
Begin 1926 werd een nieuwe gieterij in ge
bruik genomen, nadat men het jaar daarvoor
moderne kraanbanen had opgesteld. Een bij
zondere activiteit heerste in de afdeling ma
rinewerf, van ouds een der belangrijkste
onderdelen van het Fijenoord-bedrijf. Als
een der triomfen op dit gebied vermelden wij
de reis om de wereld van de in 1925 gereed
gekomen onderzeeboot K XIII. Dit vaartuig
voer zonder geleide 20000 mijl, een afstand
groter dan door enige andere onderzeeboot
was afgelegd.
In de jaren na 1926 kon men de vruchten
plukken van de toenemende ervaring in de
bouw van motoren. Het type van de grote
4-tact-motoren voor het m.s. „Katendrecht"
geleverd, kon worden verbeterd toen er een