Wilton op toeg naar een Dollebige tecfjuiöcfje uitrusting, 1918=1920 (v*|) NIEUWS 16 bestelling voor dergelijke motoren kwam voor liet m.s. „Woensdrecht". Technisch in teressant was de bouw van de eerste in Ne derland vervaardigde dnbbelwerkende 2-tact- motor, bestemd voor de „Kota Inten" van de Rotterdamsche Lloyd. De technici van Fije- noord bleven streven naar motoren van klei nere afmetingen, lager gewicht en groter ver mogen. De machines voor de „Kota Gede" gebouwd, gaven alweer een verdere verbete ring te zien. Tegen liet einde van de jaren twintig, in de laatste jaren van Fijenoord's bestaan als zelf standige onderneming, werd een opdracht aanvaard voor een enkelwerkende 2-tact-mo- tor met groot vermogen voor de „Tarakan" (cylinderdiameter 820, znigerslag 1440, toe rental 105). Deze motor, waarin voor het eerst kettingaandrijving op de nokkenas toe passing vond, werd door ingenieurs van de M.A.N, en van Fijenoord tezamen ontwor pen. De uitvoering van de machine was zó solide, dat achttien jaar later bij het dokken van de „Tarakan" de cylindervoeringen van de motor nog bruikbaar bleken. Een van de beslissende ogenblikken in de geschiedenis van het Wiltonbedrijf was het in gebruik nemen van liet 46.000-tons dok, April 1921. Het machtige gevaarte, oorspron kelijk door Blohm und Voss te Hamburg voor de Oostenrijks-Hongaarse marine ge bouwd, werd in 1920 in triomf de Rotter damse haven binnengesleept. Het eerste schip, dat er in dokte, was de „Rotterdam" van de Holland-Amerika Lijn. Intussen naderde het dubbele vaste bouwdok te Schiedam zijn voltooiing. Het voordeel van een dergelijk dok, vergeleken met de gewone helling, ziet men vooral in de ge ringere hijshoogte voor bet materiaal, in het horizontaal bouwen van het scliip, zodat spanten en schotten verticaal kunnen worden aangebracht, en in een met minder kosten gepaard gaande tewaterlating van het schip. Met de technische uitbreiding hield een fi nanciële reorganisatie gelijke tred. In 1921 werd een aparte naamloze vennootschap op gericht, de N.V. Wilton's Dok- en Werf Maat schappij, die de aandelen van Wilton's Ma chinefabriek en Scheepswerf in bezit kreeg en op grondslag van deze eigendom zelf aan delen uitgaf (in het geheel 25.000.000. Evenals voor Fijenoord waren de jaren na 1918, met uitzondering van een terugslag in 1921 en 1922, in het algemeen vrij gun stig. Opnieuw werd een gedeelte van de inge houden winst bestemd voor uitbreiding van het bedrijf. Het aantal schepen in de drij vende dokken van Wilton behandeld, steeg van 331 in 1920 tot 486 in 1928, de tonnage van deze schepen van 1.346.896 tot 2.506.690 R.T.B. De directie, die in 1924 bestond uit de heren ir J. H. Wilton, J. D. Wilton, W. Wilton en mr Q. J. Terpstra, was vastbesloten ook de afdelingen scheepsbouw en machinefabricage tot bloei te brengen. Maar evenals voorheen bleef bet reparatiebedrijf de grote winstbron. Op het gebied van herstelwerkzaamheden behoefde Wilton ook bet minst de internatio nale concurrentie te vrezen. De onderneming bad zich voor alle vormen van reparatiewerk een wereldnaam verworven en beschikte voor zeer speciale vaardigheid vereisende taken over bekwaam personeel, onder anderen een aantal bazen met een bijzondere gave om snel en doortastend geïmproviseerde oplossin gen te vinden. Het aantal arbeiders bedroeg in Maart 1924 3700. Ook in deze tijd deed zich een nijpend tekort aan geschoolde vaklieden gevoelen. Wel bad de Rotterdamse scheepsbouw jaren lang geprofiteerd van de vakscholing, die onder bet personeel van de kleine werven langs de Kinderdijk en elders in de omge ving van Rotterdam werd aangetroffen, maar op den duur zouden die groepen toch niet voldoende geschoolde werkkrachten aan Rot terdam kunnen afstaan. Dit verklaart dat in 1925 een aantal bedrijven het initiatief nam tol oprichting van de Vereniging voor leer lingopleiding in de Metaalindustrie. Wilton en Fijenoord waren echter voordien reeds begonnen met eigen opleidingen van bank werkers en draaiers, het begin van de be- drijfsschool, welke later tot zo grote bloei zou komen. De opbouw van het bedrijf te Schiedam vor derde snel. Er werd een begin gemaakt met het bouwen van een scheepsbonwloods van reusachtige afmetingen. In 1926 werden in O o Duitsland een machineloods, een aantal ma chines en een 20.000-tons dok gekocht. Nog steeds was bet bedrijf aan de Westkousdijk de kern van de onderneming. Naarmate even wel de nieuwbouw aan betekenis won, groei de de overtuiging dat Schiedam vele moge lijkheden bood. Reeds in 1924 had Wilton de eerste belangrijke opdracht van de marine ontvangen: de bouw van het flottieljevaar tuig „Soemba". In 1925 werden te Schiedam vier schepen voor de K.P.M, op stapel gezet. Het bedrijf bij het Sterrebos gaf ook gelegen heid tot proefnemingen op bet gebied van de arbeidsorganisatie, waarvan het nut op overtuigende wijze werd aangetoond door de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1954 | | pagina 18