m NIEUWS
Cen smebertj aan be Paan
Dnn ïjuifi= tot scfjeepfisnub
6
ging door de toenemende internationale con
currentie een onzekere toekomst tegemoet.
Daarbij kwam nog dat Rotterdam's verbin
ding met de zee bedroevend slecht was, het
geen ook al niet veel goeds beloofde. Slechts
enkelen bleken te beseffen wat er op bet spel
stond. Bekwame, energieke leiders waren met
een lantarentje te zoeken. Indien Nederland
in de toenemende technische achterstand ten
opzichte van Engeland en het Duitse achter
land berustte, zou dit het welvaartspeil, dat
toch al niet hoog lag, drukken. De arbeiders,
ongeorganiseerd, onvoldoende geschoold,
slecht gehuisvest, dreigden liet slachtoffer te
worden van de gevaren, welke ons land en
Rotterdam in het bijzonder, destijds bedreig
den.
Gelukkig openbaarde zich echter juist in de
jaren na 1850 hier en daar weer meer ener
gie. Staatslieden als Thorbecke en Groen van
Prinsterer gaven uitdrukking aan nieuwe
politieke idealen. Op economisch gebied won
de vrijhandelsgedachte terrein. De techniek
bleef echter een vraagteken. Hier en daar in
het land, bijvoorbeeld in Twente, kwamen
enige ondernemers van formaat naar voren.
Waren zij ook in Rotterdam te vinden?
Slechts bij uitzondering komt een grote on
dernemersfiguur uit het ambacht voort. Er
is voor de opbouw van een modern bedrijf
meer nodig dan ijver, betrouwbaarheid en
vakkennis. De huis- en kachelsmid Bartel
Wilton beschikte blijkbaar nog over andere
eigenschappen dan zijn collega's aan de dag
legden. Ondernemingsgeest spreekt uit de
manier waarop hij als jongmaatje naar Enge
land ging, zonder een woord Engels te ken
nen, en er werkelijk in slaagde daar een pa
troon te vinden, die hem voorthielp.
Bartel Wilton moest zijn verblijf te Londen
echter eerder afbreken dan hem lief was.
Zijn vader, een voormalige machinist van
een houtzaagmolen, bad hem nodig voor de
oprichting van een smederij (met steun van
enige invloedrijke Rotterdamse reders)
7 Januari 1854 geldt als de oprichtingsdatum
van het bedrijfje aan de Baan, waar Bartel
Wilton als „huis- en kachelsmid" begon, maar
reeds spoedig opdrachten kon boeken van
enige bedrijven en rederijen.
In Hendrika Stork vond de jonge smid een
levensgezellin, die alle vreugde en leed met
haar man deelde en steeds bereid bleek de
uiterste zuinigheid in acht te nemen om
iedere gulden van het gespaarde geld in de
uitbreiding van het bedrijf te steken. Soms
was het gebrek aan contanten zó nijpend, dat
de baas wel eens geld van een der knechten
leende voor olie in de lamp voor overwerk.
Veel verschil tussen werk en overwerk be
stond er in die tijd trouwens niet. Er werd
bard gezwoegd. Van sociale wetgeving was
geen sprake. Velen zijn in de strijd om het
bestaan in de verdrukking gekomen, maar de
sterken profiteerden van de vrijheid die hun
gelegenheid schonk zich uit te leven. Bartel
Wilton, onvermoeibaar actief en van ontem
bare geestkracht, „een en al snor en bakke
baarden" zoals iemand hem beschreef, hield
de blik op de toekomst gericht. Hij peilde
alle mogelijkheden en begreep wat er te be
reiken viel in een havenstad, die tot leven
begon te komen. Zijn temperament was even
fel als dat van Roentgen, die van een zoveel
hogere post leiding had weten te geven aan
een groeiend grootbedrijf. Talrijke verhalen
getuigen van Bartel Wilton's onstuimige drift.
Het gebeurde eens, dat hij op een of andere
winterdag haastig naar zijn huiskamer ging
(in het woonhuis boven de zaak), zich ter
nauwernood de tijd gunnend voor een mid
dagmaal. Toen bijzonder warme erwtensoep
werd opgediend, rende hij naar het raam,
schoof het open en greep een handvol sneeuw,
die hij in de soep wierp om deze vlugger te
doen afkoelen.
In het tiental jaren na 1860 nam het perso
neel toe tot een dertigtal knechten en leer
jongens. Bartel Wilton kreeg steeds meer op
drachten van Rotterdamse reders. Hij profi
teerde van zijn kennis van het Engels om ook
kleine reparaties te verwerven aan boord van
de vele Britse schepen, die de Rotterdamse ha
ven binnenvielen. Vooral ketelreparaties wer
den met succes verricht. In 1875, toen Bartel
Wilton zeven-en-veertig jaar oud was en nog
dagelijks voor de vuren stond (het personeel
telde toen 35 man), besloot de patroon een
boekhouder in dienst te nemen. Zo trad de
heer J. Rijsdijk in dienst van het bedrijf.
Wij zouden de groei van de smederij en van
het reparatiebedrijf van jaar tot jaar kunnen
volgen door de regelmatige uitbreiding van
personeel na te gaan en de toenemende om
vang der opdrachten in cijfers vast te leg
gen. Bartel Wilton bleef als vanouds alom
tegenwoordig in zijn bedrijf. Ook nadat het
personeel enige malen in aantal verdubbeld
was, kende hij nog ieder bij de naam en
stond hij zelf 's ochtends om kwart over zes
aan de deur om te controleren of niemand
te laat kwam. Er konden ruwe woorden val
len, het haastwerk werd soms meedogenloos
opgevoerd, maar Bartel Wilton dwong ieders