13
NIEUWS
De huid is dicht en wordt in de menie gezet. Aan de bovenzijde zijn enkele openingen zichtbaar,
die dienen om afval over boord te zetten. Links onder zijn de zgn. kimstoppings zichtbaar, waar
het schip tijdens de bouw op rust.
en pas de laatste jaren wordt de 2-sleden-
afloop toegepast.
De goten zijn ieder 1 meter breed, 200 meter
lang en liggen evenwijdig aan elkaar op 7.70
meter afstand. Totaal is hiervoor dus al 200 X
4 X 2 1600 meter balk van 25 cm vier
kant nodig, d.w.z. 100 m3. De sleden be
staan eveneens uit secties van 6 meter lang,
die door middel van koppelplaten worden
aaneengeschakeld.
ïn tegenstelling tot de afloop met één
slede worden bij de 2 sledenafloop de goten
eerst zuiver schuin gelegd, waarna daar bo
venop de sleden worden aangebracht, die met
vulhout en keggen tegen het vlak worden
gedrukt en met zware spandraden en -bouten
aan het schip worden bevestigd. De Kouten
en betonnen blokken (stoppings) zijn echter
blijven staan om het schip te ondersteunen.
Zijn de goten en sleden aangebracht, dan
worden pas kiel- en tussenblokken verwij
derd; vlak vóór de tewaterlating de kim-
hlokken, die aan de zijkanten van het vlak
staan.
Aan de vóór- en achtereinden van de sleden
zijn t.g.v. het sterke verloop van de scheeps-
vormen grote stalen en houten ondersteu
ningsconstructies (de „apostelen") nodig om
de slede daar ter plaatse te kunnen steunen.
De goten worden voorzien van een dikke vet
laag om de nodige gladheid aan het glijvlak
te verlenen. Allerlei soorten vet zijn hiervoor
gebruikt. Werden volgens overleveringen in
het oude Karthago de schepen tewater gela
ten op de gladde ruggen van misdadigers en
gevangenen, later is men, waarschijnlijk we
gens gebrek aan goeddoorvoede ruggen, over
gegaan tot het gebruiken van verschillende
dierlijke en minerale vetten: rund-, schapen
en berenvet, talk, paraffine, stearine etc. Op
deze harde onderlaag kwam echter de glij-
of smeerlaag, bestaande uit groene zeep met
minerale olie, traan of visolie. De 743 wordt
nu tewatergelaten op moderne, synthetische
vetten, n.l. Basekote voor de harde onderlaag
en Slipkote voor de glijlaag. De grote voor
delen hiervan zijn, dat ze niet, zoals dierlijke
vetten, op elkaar inwerken en dan een stroef
oppervlak vormen en verder, dat ze hogere
drukken kunnen doorstaan zonder weggeperst
te worden.
Zijn de goten en sleden aangebracht, dan
steunt het schip dus nog steeds op de kim
stoppings. Deze worden pas vlak voor de
tewaterlating weggeslagen met een door hand
kracht bewogen ram in een klein gootje.
Hiermede worden de keggen van de kim
stoppings weggeslagen, te beginnen met die
aan einde helling bij de waterzijde. Zijn deze
alle verwijderd, dan rust het schip dus met
de sleden op dé goten en kan het tewater
worden gelaten. Dit moet echter op het goede
ogenblik gebeuren, wanneer er n.l. juist een
stil tij, tussen eb en vloed, is, zodat het casco