7
NIEUWS
van de „Willem Barendsz II" betreft en het
aandeel, dat daarin de verschillende particu
liere en regeringsinstanties hebben gehad,
meen ik dit beter te kunnen uitstellen tot de
overdracht van het gerede schip. Ik wil mij
daarom bepalen tot de vermelding van de be
langrijkste gegevens van schip en machine
installatie
De lengte van de „Willem Barendsz II'' tus
sen de loodlijnen is 190 meter.
De breedte is 27,5 meter.
De hoogte tot het hoofddek 19 meter.
De waterverplaatsing bedraagt 44.000 ton,
waarmede het schip het grootste is, dat ooit
op een Nederlandse werf werd gebouwd.
De voortstuwing zal geschieden door middel
van twee Wilton-Fijenoord/M.A.N. enkelwer-
kende 2-Takt Dieselmotoren met een vermo
gen van 5250 EPK elk bij 112 omwentelingen,
welke het schip een snelheid zullen geven
van 14 mijl.
Hierbij wil ik het laten.
Mevrouw Mansholt,
Ik hoop, dat U met evenveel genoegen op
deze dag zult terugzien als dit met ons het
geval is, en dat U er een mooie herinnering
aan zult bewaren. Om deze nog extra levendig
te houden en eveneens uit dankbaarheid voor
het door U verrichte ceremonieel verzoek ik
U, ook namens mijn collega's, dit bescheiden
geschenk van ons te willen aanvaarden. Ik
hoop, dat U het vele jaren in goede gezond
heid zult mogen dragen.
Daarna sprak de Heer A. Warnderink Vinke,
directeur van \'inke en Co., welke onderne
ming de directie voert voor de Nederlandsche
Maatschappij voor Walvischvaart.
Excellentie, Dames en Heren,
Op mij rust de aangename taak U, Mr. van
West, te bedanken voor de woorden, die U
hebt willen uitspreken aan het adres van
Commissarissen en Directie der Nederlandse
Maatschappij voor de Walvischvaart.
U hebt zoeven zeer terecht een vergelijking
getroffen tussen schip en menselijk individu.
Ik zou in dit verband er ook nog op kunnen
wijzen, dat hier bij ons staat de geestelijke
grootvader van deze „Willem Barendsz II",
mijn vriend Pim Versluys. Hij was het, die
in 1944 bekeurd werd voor het ophalen van
een ondermaats visje, waarbij hij de veld
wachter toevoegde: „Ach man, wat hindert
dat nou, het is toch immers geen walvis!"
Zijn eigen woorden bleven hem achtervolgen
en leidden hem tot gedachten over het voor
ons land betreurenswaardige gemis aan een
moderne walvisvaart.
En zijn overpeinzingen, waar hij in zijn on
dergedoken toestand ruimschoots de tijd toe
had, zijn het zaad geweest, waaraan wij de
wedergeboorte van onze Nederlandse Walvis
vaart te danken hebben.
Toen uiteindelijk, na ontelbare moeilijkhe
den en tegenslagen, in 1946 de Nederlandse
Maatschappij voor de Walvischvaart werd op
gericht, waren wij allen reeds zeer verheugd
een tweedehands tanker van nog geen 14.000
ton te kunnen aankopen en deze na een gron
dige verbouwing met een jagervloot van acht
oude scheepjes voor de eerste maal in zee te
kunnen sturen.
Niettegenstaande verdere moeilijkheden wer
den reeds de eerste expedities met succes be
kroond, een succes, dat ons in staat stelde,
in de volgende jaren met een steeds verbeter
de vloot uit te varen, en steeds betere resul
taten te behalen.
Toch bleef er een onbevredigend en gevaar
lijk element aanwezig, namelijk het feit, dat
de capaciteit van de oude vloot niet zodanig
verder te verbeteren en uit te breiden was,
als gewenst bleek om op den duur het hoofd
te kunnen bieden aan de hevige buitenlandse
concurrentie.
Alreeds in 1950 begonnen wij ons te realise
ren, dat het voor onze Maatschappij er om
ging: Er op of er onder. De onafwendbare
keus werd: of tijdig liquideren of de vloot
moderniseren en vergroten.
Het eerste zou op dat moment zeer aantrek-
De heer A. Warnderink-Vinke spreekt