De jachtboten 29 NIEUWS voort, 1949. Tets ouder, uit 1938, is een der gelijk Duits werk „Der neue Deutsche Wal- fang" van Dr. N. Peters. Ieder moederschip wordt begeleid door 6-12 jachtsehepen of jagers, de catchers. De „Wil lem Barendsz I" had er op zijn eerste tocht 1946-1947, 8 bij zich, met name AM (ster dam) 1-8. Deze vangboten moeten de vin- of potvissen opsporen, trachten te schieten en hen daarna brengen naar het moederschip ter verwerking tot traan enz. Deze jagers zijn slanke, sterke schepen, spe ciaal voor verblijf tussen drijfijs gebouwd, van b.v. 500 hr.reg.ton en van 50 - 60 m lengte. Hun boeg is heel hoog gebouwd; zij varen omstreeks 12 mijl per uur en hebben het voordeel zeer snel te kunnen wenden. Het zijn stoomschepen, want motoren maken in zee te veel trillingen, die de vinvissen ver schrikken. De complete bemanning bedraagt ongeveer 15 personen en staat onder bevel van een kapitein-harp oenier. Een der manschappen tuurt van uit het kraaiennest de zee af of hij ook blaasstralen van walvissen opmerkt. Ziet hij die, dan wordt dadelijk bericht daarvan gegeven aan de harpoenier en aan het personeel van de machinekamer. Behalve de voortbewegingsmachinerie is het harpoenkanon, dat op de voorplecht staat, het voornaamste werktuig van de jager. Het kanon is draaibaar opgesteld en kan naar alle kanten bewegen. Nadat Svend Foyn na lange proefnemingen een goed bruikbaar kanon maakte, is dit in latere jaren nog van verbeteringen voorzien. In het kanon wordt van voren de harpoen geschoven. Die har poon, ook een vinding van Foyn, is ongeveer 180 cm lang en weegt een 60 - 70 kg. Hij wordt afgevuurd door een lading buskruit van plm. 200 gr., die achterin het kanon is aangebracht. Bij het afschieten heeft de harpoen een snel heid van plm. 100 m per seconde. Is de jager op een afstand van ongeveer 30 m van de vinvis gekomen, dan kan er geschoten worden. Bediening van kanon en harpoen eisen grote geoefendheid van de harpoenier. De harpoen bestaat uit drie delen: de lange schacht, een korte z.g. kop en een holle, pun tig toelopende granaat. In de schacht loopt aan een ring de vanglijn, die plm. 900 m lang is en gemaakt wordt van manilla-hennep of tegenwoordig van nylon. Aan de kop zitten 4 grote ijzeren weerhaken, die door de schok uitslaan, als het dier wordt Wandering Albatros, grootste vliegende vogel, vlucht 3,40 nieter. Tussen Bouvet-eiland en Kaap de Goede Hoop. Foto Jan P. Strijbos) getroffen. De holle granaat kan op de kop worden geschroefd. In de granaat wordt een lading kruit aangebracht, die dadelijk ont ploft na het inslaan van de harpoen. De gra naat slaat in het lichaam van de vinvis in scherven, die geweldige verwondingen in het dier aanbrengen. Door de kop met de vier haken, de schacht en de lange vanglijn is de vinvis na een gelukt schot aan de vangboot verbonden. Heeft men hart of longen of bei de geraakt, dan volgt spoedig de dood. Zijn minder vitale delen van de vinvis getroffen, dan is een tweede of zelfs een derde schot nodig. Aan de harpoen worden zeer zware eisen gesteld van sterkte en stevigheid en toch komt nog vaak de ijzeren schacht krom gebogen uit de vinvis te voorschijn. Voor goede schetstekeningen en een meer uitgebreide tekst van de harpoen en zijn wer king verwijs ik naar het boek van Feltmann en Vervoort, pag. 197. Tegenwoordig gebruikt men ook wel elec- trische installaties voor het doden van de dieren, die door het gebruik daarvan minder lijden. Is na de dood het dier door de vang lijn ingehaald, dan wordt een puntige met gaten voorziene ijzeren buis in het lichaam gestoken, ten einde de prooi met lucht op te pompen om zinken te beletten, waarna het dier losgemaakt wordt van de boot. Gaat men daarna op jacht naar een tweede exemplaar, dan wordt in de eerst-gedode een aan een lange stok bevestigde vlag gestoken, ten einde terugvinding te vergemakkelijken. Zo gaat de jacht door, totdat men enige die ren heeft, die meegesleept worden naar het moederschip. Daar aangekomen gaan zij door de slip-way het dek op voor het afspekken

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1955 | | pagina 31