m
35
NIEUWS
Tussen 1934-'38, werden nu in Antartica 5210
walvissen gemerkt. Het aantal terugmeldingen
bedroeg na verloop van tijd 187 pijltjes, dus
3.6%. Wanneer nu nummer van de pijl, da
tum en plaats van schieten en datum en
plaats van terugmelding worden genoteerd,
dan kan men enig denkbeeld krijgen van de
verplaatsing van het dier en van de trek.
Inderdaad heeft men aldus een aantal gege
vens gekregen, maar er gaan bij afspekken
van eventueel gemerkte dieren veel pijltjes
verloren door hun kleine afmeting.
Bij een latere expeditie, die van het schip
„Enern" in 1953-'54, heeft men een andere
manier gevolgd, n.l. het inschieten van een
merk met nylondraden, die buiten de huid
blijven hangen en dus meer opvallen. Deze
methode is toegepast door Prof. J. T. Rund
uit Oslo en W. L. van Utrecht, Amsterdam.
Er werden 150 walvissen gemerkt en men
wacht nu de resultaten af.
De derde manier om wat van de trek te weten
te komen is hier ingevoerd door Slijper, die
de hulp inroept van alle zeevarenden van ons
land. In 1951 begon men in Engeland met
zich de hulp van alle zeevaarders te ver
zekeren.
Immers, de zeelui zien herhaaldelijk op hun
reizen walvissen, en daarvan wordt nu aan
tekening verzocht, waarbij soort, plaats, rich
ting van zwemmen, aantal enz.
Voor ons land heeft Slijper nu onlangs een
brochure hierover geschreven voorzien van
twee lijsten met vragen. De titel is: „Verzoek
om medewerking aan Nederlandse zeevaren
den voor het waarnemen van walvissen". De
uitgave is van de bovengenoemde „Werkgroep
Walvisonderzoek T.N.O." te Amsterdam, uit
gekomen 1954.
In meerdere dagbladen is genoemde brochure
besproken en aanbevolen. Met 17 afbeel
dingen en met een duidelijke uitleg in de
tekst hoopt men de zeelui hiervoor te in
teresseren.
De Inspectie van de Visserijen en het Bestuur
van de Koninklijke Nederlandse Redersver
eniging hebben alle steun toegezegd, zo ook
de Chef van de Marinestaf. De verschil
lende rederijen ontvangen voor elk van hun
schepen twee exemplaren van genoemde bro
chure met de beide vragenlijsten. Zo hoopt
men op de duur resultaten te verkrijgen, die
kunnen leiden tot meerdere kennis van de
trek, de aantallen enz.
Walviskunde is een aparte wetenschap ge
worden, die dienstig gemaakt is voor de uit
oefening van de vangst. Over de kans van
uitroeiing nog het volgende. Voor kort, in
Jan. 1955, verscheen het Mededelingenhoekje
Een vinvis in de „slip-way" opgetrokken ten
einde aan boord te worden af gespekt.
No. 15 van de Nederlandse commissie voor
internationale natuurbescherming. Daarin
treft men twee publicaties aan over dit on
derwerp, n.l. een van Slijper, op bl. 11 en een
van J. T. Ruud, bl. 19. Slijper zegt (bl. 13)
onder meer:
„Nu is de kans op werkelijk uitroeien wel
uitermate gering. Een walvisexpeditie kost
tegenwoordig zeker 15 millioen gulden en
moet dus meer dan dat bedrag opbrengen,
wat betekent, dat men niet meer vaart als
men niet zeer veel kan vangen. Het is echter
mogelijk, dat een bepaalde soort, als b.v. de
Blauwe Vinvis, in een bepaald gebied te
sterk belast wordt. Maar daartegen neemt
men dan ook maatregelen."
Ruud is enigszins minder optimistisch, op bl.
21 en 22 pleit hij voor kleinere vangsttotalen;
bovendien wil hij meer bescherming voor de
Blauwe- en de Gewone vinwalvis. Op bl. 23
geeft Ruud een zeer duidelijke graphische
voorstelling van alle vangsten op de wereld
van 1909 -1952. De invloed van de beide
wereldoorlogen, toen er zeer veel minder ge
vangen werd, komt in zijn tekening duidelijk