3
NIEUWS
ken aan je ellendig leven," mompelde hij.
„Kon die kerel nu niet beter nadenken en dat
geld in zijn zak steken, toen hij van huis ging.
Ik had immers niets tegen hem, hij heeft mij
meer goedheid bewezen dan enig ander, maar
nu hij mij maar gewoonweg het geld als
't ware voor de voeten wierp, toen was ik toch
wel verplicht om het op te rapen."
Hij had alle reden om te klagen, meer dan
eens in de loop van die dag, want het bos
waar hij doorheen moest, bleek heel erg groot
te zijn, en telkens raakte hij de weg kwijt.
Weliswaar trachtte hij aldoor in één richting
te lopen, maar de paadjes kronkelden dan
hier dan daarheen. Hij had zelfs bijna de in
druk dat hij maar wat rondliep en niet van
de plaats kwam. Hij moest de hele dag maar
lopen, zonder dat hij een open vlakte bereikte.
Daar het op het eind van december was, was
het reeds om vijf uur nacht en daarna begon
een tocht over gevallen bomen, rotsblokken
en moerassige grond, die werkelijk afgrijselijk
was. De man hield zich zo lang mogelijk goed,
maar ten laatste zonk hij neer op de bosgrond,
geheel uitgeput van vermoeidheid. Maar op
het ogenblik, dat hij zijn hoofd op de grond
neerlegde, hoorde hij een geluid, een hard, re
gelmatig gebons. Hier was geen vergissing
mogelijk! Hij ging rechtop zitten. „Dat is een
smidshamer," zeide hij. „Hier moeten men
sen in de buurt zijn." Hij stond op en met in
spanning van al zijn krachten, begon hij op
nieuw voort te strompelen in de richting van
het geluid.
De Ramsjö smidse, die tegenwoordig stil ligt,
was toendertijd in volle bloei, er was een smel-
terij en hard ijzer werd er gewalst en gegoten.
Zwaar beladen vrachtschepen en schuiten ver
drongen elkaar 's zomers op het er langs glij
dende kanaal en 's winters waren de wegen
heinde en ver zwart van het koolstof, dat naar
beneden zweefde uit de voortdurend voortglij
dende kipkarretjes.
Een van die lange, duistere nachten vóór
Kerstmis, zaten de meestersmid en zijn helpers
bij de zwarte smeltoven, in afwachting dat het
ijzer, dat in de hoogoven werd verwarmd, vol
doende wit-gloeiend zou zijn om op het aam
beeld gelegd te worden.
Telkens stond een van allen op om kolen in
de muil van de oven te schuiven of om met
een lange ijzeren vork de gloeiende massa bij
een te halen en deze kwam dan even later
terug, geheel bezweet, alhoewel hij, naar oud
gebruik, niets anders aan had dan een lang
hemd en een paar houten klompen.
Buiten de muren der smidse viel het water van
de stroom met een donderend geluid naar be
neden en een ruwe stormwind uit het Noorden
wierp een kletterende regenbui op de dakpan
nen van de smidse.
Het was dus in 't geheel niet te verwonderen,
dat de smeden niet bemerkten dat de zwerver
de grote deur had geopend en de smidse was
binnengekomen, alvorens hij vlak naast hen
stond.
Maar het was stellig niets ongewoons voor
hen dat arme landlopers, die geen beter nacht-
logies hadden kunnen vinden, aangetrokken
werden door het lichtschijnsel, dat nog door
de pikzwarte ruiten heen drong en de smidse
binnenkwamen om te genieten van de warmte
van het vuur en om zich uit te strekken op de
met slakken bedekte vastaangestampte vloer.
Ze wierpen slechts een onverschillige blik op
de binnentredende man.
Hij behoorde tot het gewone soort, met een
lange baard, in lompen gehuld en smerig, met
schoenen aan, die wel van zijn voeten schenen
te willen vallen om weg te sluipen, teneinde
geen dienst meer te hoeven verrichten. Zij
verspilden dan ook verder geen medelijden
aan hem. Wanneer een man, die er niet ouder
uitziet dan veertig jaar en die bovendien groot
is en goed gebouwd, liever dan zijn handen
te gebruiken om te werken, ronddoolt om te
bedelen, dan moet hij maar slapen zoals hij
zijn bed heeft gespreid.
Geen van allen beantwoordden zij de groet
van de man en op zijn verzoek of hij een poos
je in de smidse mocht blijven om zich te ver
warmen, kreeg hij slechts een hooghartige
knik van de meestersmid ten antwoord.
Het maakte ook geen indruk, dat de landloper
het bosje muizenvallen, dat over zijn linker
schouder hing, naar .boven rukte, alsof hij een
gesp rechttrok van een attila, neen, de smeden
wilden niet begrijpen dat hij iets meer was
dan een gewone bedelaar en zij verwaardig
den zich niet hem een enkel woord te gunnen.
Ook de koopman in muizenvallen bewaarde
verder het stilzwijgen. Voor hem was het de
hoofdzaak om in de smidse te mogen blijven
0111 zich te verwarmen en uit te rusten.
Maar in dien tijd werd de smidse en het land
goed Ramsjö beheerd door een uitstekende
rentmeester, die er zijn grootste eer in stelde
om goed, deugdelijk ijzer aan de markt te
brengen, en die nacht en dag waakte dat het
werk op het goed, waarbij de ijzersmelterij en
de smidse behoorden, op de beste manier werd
volbracht, en hij trad nu juist de smidse bin
nen op zijn gewone nachtronde.
Het eerste wat hij zag, was natuurlijk de grote
in lompen geklede kerel, die zo dicht bij de
oven zat, dat van zijn doorweekte kleren de
damp afsloeg en hij wierp hem niet slechts
een onverschillige blik toe, zoals de smeden
dat hadden gedaan, maar hij ging vlak naast