0 VERENIGING W.F. 0
rrum"
AFDELING HARMONIE
37
NIEUWS
'it I PS
DE MENS EN DE PLANT
In de meeste mensen leeft de behoefte aan
contact met de natuur. Door de maatschap
pelijke ontwikkeling is de mens echter min
der in staat met de natuur in aanraking te
komen. Het grootste deel van hen leeft in de
steden tussen steenmassa's met het uitzicht op
een muur of het dak van een andere woning,
maar, ondanks dat is toch in de moderne
mens het verlangen naar de natuur. Vooral
bij kinderen, die vaak verlangen naar het
buitenleven. Dit verlangen kunnen ze slechts
enige weken in het jaar bevredigen en dan
nog lang niet allen.
De plant kan hier enige compensatie geven,
want een woning, waarin planten staan, be
vat een stukje natuur en geeft iets van even
wichtsherstel. Vooral als het verzorgen van
planten tot een liefhebberij wordt, zal men
telkens weer in bewondering staan voor de
aspecten die het plantenleven heeft. Wie daar
oog voor heeft, zal in gespannen aandacht de
ontwikkeling van de planten volgen en zien
hoe elk soort uit eenzelfde grond, water en
lucht, sterk verschillende vormen en kleuren
voortbrengt. Daarin openbaart zich het won
der van het leven en de relatie met de natuur
wordt verstevigd.
Dit plantenleven in onze woning is tevens een
bron van schoonheid. Bovendien lenen plan
ten zich in het bijzonder om als geschenk uit
drukking aan gevoelens en genegenheid te
geven.
Onze succulenten in het voorjaar en de zomer.
Als de winter tot het verleden behoort en het
voorjaarszonnetje wat kracht begint te krij
gen, zullen we extra op onze vetplanten moe
ten letten. In de winter hebben we maar ma
tig water gegeven en we moeten dit nu lang
zaam opvoeren. Met sproeien moeten we wel
wachten tot de zon zomerse kracht krijgt.
We sproeien bij voorkeur 's morgens vroeg,
zodat de planten vóór de avond droog zijn.
Een veel voorkomende fout is wel, dat de
vetplanten te donker staan. Dit kan voor de
planten funest zijn; willen ze goed gedijen,
dan moeten ze in het volle licht staan,
's Zomers kunnen ze in de tuin gezet worden
het beste is wel mèt de pot ingraven, dan
heeft men ze beter in de hand. In een rots
tuintje staan ze bijzonder aardig. Ook buiten
verlangen ze de volle zon.
De Koninklijke Nederlandse Federatie van
Harmonie- en Fanfaregezelschappen hield
15 december j.l. haar jaarlijks congres in het
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te
Utrecht.
Enkele bestuursleden vertegenwoordigden on
ze harmonie en zij smaakten het genoegen
een ere-diploma in ontvangst te nemen, het
geen gepaard ging met een woord van waar
dering voor het bereikte resultaat door de
Federatie-voorzitter. Dit ere-diploma werd
uitgereikt omdat de harmonie, in de Vaandel
afdeling, over alle in het jaar 1956 gehouden
Federatieve wedstrijden het hoogste aantal
punten heeft behaald en wel 115 bij een be
reikbaar maximum van 120.
Dit resultaat werd verkregen op een op zater
dag 30 juni 1956 gehouden concours, waar
van een verslag werd opgenomen in het W.F.
Nieuws van juli d.a.v.
Het einde van dit verslag luidde als volgt:
„Mogen ook wij besluiten met bestuur, diri-
„gent, tamboer-instructeur en leden onze wel
gemeende gelukwensen aan te bieden met
„dit resultaat van inspanning en samenwer-
„king. Houden zo!"
„Houden zo!" Deze aanmoediging is nog
steeds van kracht. Als een muziekkorps ge
classificeerd is in de Vaandel-afdeling, de
hoogste afdeling die bereikt kan worden, be
hoort het toch wel tot het puikje, tot de adel,
in de goede zin van het woord.
Er is een welbekend gezegde „noblesse
oblige", hetgeen - vrij vertaald - wil zeggen
„adel legt verplichtingen op" en deze uit
drukking is ook op het werk van onze har
monie van toepassing.
Het behalen van een dergelijk resultaat is
prijzenswaard, maar legt tevens de sportieve
plicht op minstens te houden wat men heeft