Vw/ÖPA VAN JE FIETS EN
DE FIETS VAN JE <fePA
(fö) NIEUWS
20
Tegenwoordig zeg je: ik loop niet, maar ik ga op de fiets.
In 1785 was dat anders. Toen was het: ik loop, want ik ga
op de fiets.
De eerste houten fiets, die in 1785 werd gemaakt door een
Duitse mijnheer, die vele lange voornamen en maar één
korte achternaam had, namelijk Drais, was een echte loop
machine. Op die draisine zo noemde hij het geval ging
je zitten en zette je telkens met je benen af. Een tweebenige
autoped met een zitje, zou je kunnen zeggen. Ook vroeger
waren er wel eens van die voertuigen bedacht, doch die
kon men niet besturen en de draisine wel. Daarom noemt
men de draisine wel het eerste rijwiel.
De Ierse smid Kirkpatrick Mac Millan was de eerste, die
in 1839 een rijwiel maakte, waarop je een der wielen (het
voorwiel) direct met je benen aandreef. Aan dat voorwiel
zaten twee hefbomen, die je op en neer bewoog, zoals de
seliareslijper ook het grote wiel van zijn wagentje aan het
ronddraaien brengt. De kar was al van ijzer, wat je van een
smid verwachten kan. De Engelsen zeggen, dat niet Drais,
maar Mac Millan de fiets heeft uitgevonden. Trouwens, de
Fransen hebben óók hun uitvinder, De Civrac, die een on
bestuurbaar tweewielig loopvoertuig maakte in 1790.
Dan komt de „anderhalve cent" van 1871. Het rare ding
met een enorm groot voorwiel en een heel klein achter
wieltje, dat er achter aan sleept. De berijder zat bovenop
het voorwiel, met pedalen aan de as daarvan en hobbelde
verrukkelijk over de keien. Want men had nóch asfalt,
nóch luchtbanden. Vooral in Engeland werd de bicyclette
of „bi" erg populair en in 1878 waren er daar al 200.000!
Overal werden ook wielerwedstrijden gehouden tussen velo-
cipéde-rijders (zo heetten ze bij ons) met gestreepte truitjes,
kleine petjes en grote snorren. In Amsterdam kwam op de
Schans bij de Raampoort een „Rijschool voor Velocipè-
disten".
Toen Dunlop, een Ierse veearts, in 1888 de luchtband uit
vond, had de hoge „velosipée" al voor een groot deel plaats
gemaakt voor de lage fiets, de „rover". Die leek al veel op
onze tegenwoordige karretjes en had bijvoorbeeld al een
ketting, maar er waren toch ook wel grote verschillen,
vooral in de bouw van het frame. Ze waren veel veiliger dan
de hoge velocipédes want als je met een „rover" tegen een
varken opreed, dan stond je gewoon stil, terwijl als je dit
met een hoogwieler gebeurde, je met een pracht van een
zwaai over je stuur heen voor het varken op de grond dook.
Dat stond tenminste in een advertentie.
Zoals je op het plaatje ziet, behoeft de rover van opa nog
maar weinig te veranderen om tot een moderne fiets van
kleinzoon of -dochter te worden.
C. J. J. Wiedhaup