w m 24 op zou zijn uitgelopen, als de oude buur man Tse-Yu zich er niet mee had bemoeid. Op een zondag zei Tse-Yu tegen de sandalen- maker: „Denk vandaag nu eens niet aan je werk, maar wandel met mij naar het bos, waar de beek Sjoe stroomt. Je moet niet al te vlug lopen, want je weet, ik ben niet meer zo snel ter been Tse-Li kende de beek Sjoe wel. Iedereen uit het dorp kende die. Elke zondag gingen heel wat Chinezen erheen, om er een paar prettige uurtjes door te brengen en het was vooral de aardige waterval, die veel bezoekers trok. Natuurlijk kwam er niemand wanneer het regende, want dan was het er een beetje al te vochtig, en ook niet, wanneer het vroor, want dan waren de beek en de waterval tot een glimmende ijskorst geworden. Maar nu was het heerlijk zomerweer. Tse-Li en Tse-Yu bereikten na een uurtje lopen de beek Sjoe. In de verte hoorden ze al het geritsel van het water, dat langs ste nen en kleine rotsblokken naar beneden sprong. En ze zagen ook al de mensen, die zich daar vermaakten. Eerst leken het net lichte vlekken in het donkere bos, maar toen Tse-Yu en Tse-Li dichterbij waren geko men, kregen ze een duidelijker beeld. Ze za gen hele Chinese families, die daar heerlijk aan het picknicken waren. Hier deelde een moeder haaievinnen uit, die ze in crêpe-pa- pier gewikkeld in een mand had meege bracht, -daar zag je iemand van een zwa luwnestje smullen, ginds zat een gezin droge rijst te eten uit een grijs emaille pan netje, dat met draken was beschilderd. Overal hoorde je vrolijk praten en lachen en als het eens even stil was, dan klonk het vriendelijke gemurmel van de waterval, die het gebabbel en gegiechel meteen weer op gang bracht. En het was zo'n mooi gezicht, dat blinkende water bij al die donkere bo men en die bruinfluwelen bosgrond. „Vriend," zei Tse-Yu, toen de twee ook waren gaan zitten en een tijdlang naar het eindeloze gemurmel van de beek Sjoe hadden geluis terd, „vriend, dit riviertje is eigenlijk voor niets nuttig. Ergens ver in het bos is een kleine bron, waaruit de beek zo maar ont springt. Hij loopt zingend door het bos, on der de bomen door, langs de bloemen en de varens. Hij wringt zich onder een weg door en je denkt, dat hij er niet meer is. Maar in eens komt hij weer te voorschijn en stroomt verder en hier glipt en glijdt hij over de ste nen. Niemand kan met het water iets begin nen men drinkt het niet, men gebruikt het niet voor een wasserij of een papiermolen, het is helemaal nutteloos. Maar zou den de mensen, die hier komen rus ten, niet een stukje geluk missen, als die waterval plotseling met springen en zingen ophield en als het beekje niet langer door het bos huppelde?" Tse-Li moest dit toegeven. „Welnu, zo is het precies met je broer Tse-Lai. Die doet niets ander dan wat muziek maken. Maar vergeet niet, Tse-Li, dat hij geluk brengt in de harten van zijn toehoorders. Ze blijven staan, ze luisteren en genie ten van zijn spel en vergeten de zor gen, die ze hadden. Vrolijk en met nieuwe moed gaan ze straks naar huis. Is dat niet veel waard?" Tse-Li moest toegeven, dat Tse-Yu gelijk had. „Ik zal er maar niets meer van zeg gen, als hij viool speelt," zei hij met een zucht. „Ik maak sandalen en hij maakt muziek. De mensen kunnen het een net zo min missen als het ander." Tevreden diepte Tse-Yu uit de zak ken van zijn overkleed twee Chinese krentenbroodjes op en reikte er één van aan Tse-Li. En onder het eten luisterden ze dankbaar naar het ein deloze zingen van de beek Sjoe.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1957 | | pagina 26