vT>) NIEUWS 2 nos, groot 20.130 t.d.w. De doop werd ver richt door Mevrouw Melpo N. Livanos, echt genote van de directeur der rederij. Op 24 april werd de „Woerden", het laatste schip van de. serie mijnenvegers - in overleg met de bouwwerf, de Haarlemse Scheepsbouw maatschappij - op onze werf aan de West- kousdijk te Rotterdam, in tegenwoordigheid van Nederlandse en Amerikaanse autoritei ten, aan de Koninklijke Marine overgedragen en in dienst gesteld. Dit geschiedde dus op dezelfde plaats waar zulks met de „Dokkum", de eerste, door ons zelf gebouwde mijnen veger, het geval was geweest. Op 12 juni werd de officiële proeftocht van de „Musi Lloyd" gehouden en het schip aan de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd over gedragen. Op 4 juli volgde de overdracht van het tank schip „Evi Livanos" aan de rederij. Op 17 augustus verliet het motortankschip „Lorraine", voor de Société Fran<;aise de Transports Pétroliers, het bouwdok om te worden afgebouwd. Op 4 oktober werd, met enig ceremoniëel, de onderzeebootjager „Overijssel" aan de Koninklijke Marine o\ergedragen en vervol gens in dienst gesteld. Dit is het laatste der schepen, die Wiltou- Fijenoord voor de nieuwe na-oorlogse vloot voor de Koninklijke Marine heeft mogen bouwen. Aan Marine-werk rest thans nog de voltooiing van de reparatie en modernisering van Hr. Ms. „Karei Doorman", terwijl helaas de bouw der beide in opdracht gegeven on derzeeboten, geen doorgang zal vinden. Op 19 oktober werd het motorschip „Missis sippi Lloyd" te water gelaten, waarbij de doopplechtigheid werd verricht door mejuf frouw Sylvia W. Ruys. Uit het voorgaande blijkt, dat in het afgelo pen jaar heel wat werk in de scheepsbouw- afdeling werd verzet, hetgeen ook geldt voor de zuster-afdeling Werktuigbouw. In het begin van het j aar draaide de hoofd turbine voor de „Evi Livanos" proef op de proefstand in de Machinefabriek. Daarna kwamen achter elkaar twee Doxfordmotoren op de proefstand, waarmede uitgebreide proe ven werden genomen, teneinde de gunstige resultaten van enkele verbeteringen te kun nen vaststellen. De eerste motor werd naar Frankrijk verzonden voor het m.s. Artois. De tweede motor was voor de Lorraine bestemd. Ondertussen kwamen de laatste motoren voor de onderzeeboten gereed en werden op de proefstand „afgedraaid". De ketelmakerij leverde in de loop van het jaar de geheel complete ketels voor de Liva nos af, terwijl die voor het zuster-schip staan te wachten om naar boord te gaan. Overigens zat men in de geschutsafdeling ook niet stil. De laatste torens voor de onderzee boot jagers werden aan boord geplaatst en zullen daar verder gecompleteerd worden met enkele wijzigingen. Met drie eleverende sys temen van overeenkomstige geschutstorens werd proef geschoten met goed gevolg. Ondanks de grote hoeveelheid werk, welke voor verschillende orders door reparatie en nieuwbouw verricht moest worden, werd een begin gemaakt met de modernisering van Machinefabriek I. Ook de afdeling Reparatie was goed van werk voorzien. Er werd gerepareerd aan een twaalfhonderd zeeschepen en 71 binnenvaartuigen en wel, wat betreft de nationaliteiten: Nederlandse, Zweedse, Engelse, Deense, Liberiaanse, Noor se, Panamese, Duitse, Griekse, Argentijnse, Zwitserse, Costaricaanse, Hondurese, Italiaan se, Chileense, Finse, Portugese, Turkse, Ame rikaanse, Franse, Braziliaanse, Belgische, Is raëlische, Indiase en Joegoslavische schepen. Voor niet ingewijden is het werk van deze voor ons bedrijf zo belangrijke afdeling min der spectaculair dan dat van andere afdelin gen. Toch is het uiterst interessant en onein dig variërend. Schepen worden vaak ontred derd naar de werf gesleept en op zo kort mo gelijke termijn, meest zonder voorbereiding, moet voor elke kwaal genezing worden ge vonden. In dit verband moge bijv. herinnerd worden aan de werkzaamheden aan het motorschip „Iberico" van de Naviera Fierro te Madrid, welke weikzaamheden echter een langere tijd in beslag namen door hun bijzonder grote ontvang en het feit, dat nieuwe motoren moes-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 4