IN MEMORIAM 15 NIEUWS Amerikaanse ondernemingen gebruik om de „baas" bij de voornaam te noemen - en deze vindt het prachtig. Dat heeft in Nederland wel eens de vraag aan de orde gesteld, of die Amerikaanse omgangs- wijze ook hier niet verdiende te worden ingevoerd: het zou de sfeer van samenwerking in de onder neming zeer ten goede komen, meenden som migen. Nu is het met dat noemen bij de voornaam en het ,,jijen-en-jouwen", of tutoyeren, zoals het wat fraaiere woord luidt, in de wereld merkwaardig gesteld. Om ons even tot het tutoyeren te bepalen: zoals gezegd bestaan er in de Engels sprekende landen op dit punt geen problemen omdat men er geen verschillende woorden heeft voor een vor melijke en een gemeenzame aanspreektrant: daar is i.edereen „you". Er is een uitzondering: de aan spreekvorm voor God is „Thou", een zeer oude vorm van „you" in de betekenis van „U", die verder uit het spraakgebruik is verdwenen. Dit is te merkwaardiger, omdat men bijvoorbeeld in het Frans en Duits God met „jij" aanspreekt: tu in het Frans en du in het Duits (soms wel met een hoofdletter: Du) worden gebruikt in de Bijbel en het gebed. Dat gebruik zou men in het Neder lands niet aanvaardbaar vinden. In die landen spreken de kinderen de ouders ook steeds met „jij" aan: en hoewel dit gebruik in Nederland wel toeneemt, is het zeker nog niet algemeen en vele ouders zouden daar bepaald ernstige bezwaren te gen hebben. Misschien vele kinderen ook wel: de eerbied voor de ouders en de ouderen komt bij ons tot uiting in de aanspreekvorm. Maar anderzijds zijn Duitsers en vooral Fransen veel minder snel geneigd tot „tutoyeren" in het maatschappelijk leven. Het duurt heel lang voor een Fransman of een Frangaise laat merken, dat men het ogenblik gekomen vindt, dat men jij en jou tegen elkaar zal kunnen zeggen. Op dat punt kunnen vooral Nederlanders in die landen akelige fouten maken, omdat men zich dan graag baseert op het Nederlandse gebruik. Met deze laatste term hebben wij tevens het ant woord gevonden op de vraag, of de Amerikaanse omgangsvorm bij het werk ook in Nederland na volging verdient. Namelijk: ja, als dat naar Ne derlandse gewoonte in een bepaalde situatie ge bruik zou zijn - maar zeer bepaald neen, indien het Nederlandse gebruik het ongewoon, „gek" zou vinden. Dat vinden wij het eigenlijk wel in de meeste gevallen. Dat heeft dus niets met stijfheid te maken of gebrek aan behoefte aan een vlotte omgangstoon: want dan zouden de „luchtige" Fransen veel stijver zijn dan wij - en dat is toch niet waar! Een goede verhouding tussen mensen van hoog tot laag kan alleen bestaan wanneer de omgangs vormen natuurlijk en vloeiend zijn. Want om gangsvormen zijn maar een middel bij onze ver- 15-12-1957 H. STUITJE - ca 37-jarig dienstverband als oud-werk nemer afd. Bedr. Boekhouding. 17-12-1957 T. den HELD - ca 17-jarig dienstverband als Ass. Maga zijnmeester. 20-1 - 1958 J. KOENE - ca. 20-jarig dienst verband als lasser. 24-1 - 1958 A. KOOLMEES - ca. 14-jarig dienstverband als klinker (oud werknemer) 25-1 - 1958 W. KUYT - ca. 46-jarig dienst verband als baas i.d. scheeps bouw. (oud werknemer) 29-1 - 1958 P. C. van DOMBURG - ca. 33-jarig dienstverband als bankwerker (oud-werknemer) 31-1 - 1958 S. J. HOOGENDONK - ca. 18-jarig dienstverband als ijzerwerker (oud-werknemer) 4--2 - 1958 J. van 't HOFF - ca. 12-jarig dienstverband als draaier AI et leedwezen geven wij kennis van hun overlijden. Hr/n nagedachtenis zal door ons in ere ge houden worden. houding tot anderen en zij moeten onze onderlinge verhoudingen bevorderen en nooit bemoeilijken. Dat gebeurt wanneer in een werkgemeenschap die omgangsvormen te los, te vlot zijn. Wij vinden dan in Nederland dat de verhoudingen „zoek ra ken" - en dat is zoals wij hebben gezien het door slaggevende argument: hoe men het „voelt". Vaak ziet men in een dergelijke situatie dat niemand dan meer weet waar hij zich aan heeft te houden: de gemakkelijke omgangsvormen zijn dan een be lemmering geworden voor goede verhoudingen. Een belemmering voor die verhoudingen zijn ook de stijf-deftige omgangsvormen, die men in som mige groepen nog wel aantreft, al sterven deze wat ouderwetse groepen langzaam maar zeker een natuurlijke dood. Dat is maar goed ook: een wat lossere toon betekent - alweer naar Neder landse opvatting! - een hartelijker verhouding en dat is nog altijd het beste smeermiddel voor iedere menselijke relatie. Nu komt bij deze kwestie bovendien een extra moeilijkheid: velen vinden de omgangsvorm geen middel, maar een doel. Zij beijveren zich zo spoedig mogelijk met een ander op voet van je en jij te komen, omdat zij menen dat hierdoor de verhouding tot de ander beter wordt. Dat is een misverstand. Wie tutoyeert wanneer de we-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 17