J. R. 03NIEUWS 20 In het verband van dit stukje werd het nodig geacht, de woorden „en zie" te onderstrepen. Het wil mij voor komen, dat deze twee woorden wederom het wonder, dat zich voor deze reizigers openbaarde, be klemtonen. Het wonder van de bijzondere ster „die hen voor ging"De ster, die in het verhaal een voor name rol speelt en, deswege, door de schilder uitzon derlijk groot is weergegeven. Maar wat doet het er toe, dat de illustratie van dit deel van het gebeuren door de schilder wellicht te nadrukkelijk is gegeven? Als opvallend detail geeft hij ook de aandacht van de voorste kameel voor het wonder van de ster. De schilder komt daar toe, omdat hij zelf gegrepen werd door het bijzondere en daarvan op deze wijze mede deling moest doen aan allen, die met meer dan opper vlakkige belangstelling van zijn werk kennis willen nemen. Hij treft prachtig de sfeer van de oosterse nacht; de tocht door het woestijnlandschap met de stekelige en armetierige plantengroei; de ernstige figuren, die in hun gedachten en grootse verwachtingen zijn ver diept. Want - wat hebben deze mensen al niet door leefd en waarheen leidt hen de ster? 1'oen riep Herodes de wijzen in het geheim en deed hij hen nauwkeurig navraag naar den tijd dat de ster geschenen had. Als vreemdelingen zijn deze wijze en wellicht „on- practische" mannen in Jeruzalem aangekomen. Er bestond daar een sterke joodse oppositie tegen de wrede koning Herodes. Deze Herodes, die in zijn vervolgingswaan zelfs zijn vrouw en beide zoons had laten vermoorden, vreesde de joden. En in deze, voor de joden zo vijandige omgeving, stellen nu deze wijzen uit het Oosten de naïeve vraag: „Waar is de Koning der Joden, die geboren is". Herodes, die een zeer sluw man was, roept hen bij zich en ondervraagt hen in het geheim en geeft hen zijn dubbelhartige instructies. Later hebben zij bemerkt, dat men daar in Jeruzalem een spel met hen wilde spelen. Maar dat, wat het heersende regiem wilde, was iets, dat in flagrante tegenstelling stond tot hun eigen bedoelingen. Is het niet zó, dat de schilder het naïeve van de drie figuren zeer juist heeft weten uit te beelden? In veel kunstwerken die het Kerstverhaal tot onder werp hebben, wordt de aanbidding van het kind cen traal gesteld. En dan wordt, als het de schilderkunst betreft, de gelegenheid aangegrepen om de tegen stelling stal en kribbe - overdaad van geschenken, te accentueren. Dan ook zijn de wijzen, in vorstelijke kledij gestoken, nobele figuren die, al weer, in scherp contrast staan tot de verschijningen van Maria en Jozef. Hier is geen sprake van een overdaad van kostbare geschenken - goud, edelgesteente en welriekende olie - een simpele begeleidende ezel draagt de bagage. En ook het kiezen van deze ezel, als stoffering in de compositie, zal in zijn uitbeelding van het Kerst verhaal voor de schilder geen toevalligheid zijn. Zo is dit schilderij, in al zijn primitiviteit, geworden tot een eerlijke uiting van een door het Kerstgebeuren gegrepen mens, die over talent beschikt en, juist door het vermijden van een traditionele behandeling van het gegeven, het wezen van het gebeuren dichter benadert. Op kinderlijke wijze. Maar, is het kind niet de zuivere mens? En is het Kerstfeest niet het feest van onze ootmoed jegens het Kind? Wij willen hier gaarne onze dank brengen aan de directie van het Stedelijk Museum te Amsterdam voor de vriendelijke medeiverking die de redactie heeft mogen ontvangen. (Red.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 22