KERSTMIS...
KERMIS
Misschien kent u dat verhaal al, maar ja: dan moet u het toch nóg maar eens horen.
En in elk geval vertel ik het u niet uit de derde of vierde hand ik heb het zelf
meegemaakt. Als jongen. Lang geleden. Een jaar of veertig terug.
Het was in de Nieuwe Kerk te Haarlem. En het was Kerstmis. De kerk was versierd
met dennetakken en groene slingers, die ook om de koperen spijlen van de preek
stoel gehangen waren. Eigenlijk waren het de versieringen van het Kerstfeest dat
de kinderen van de Zondagsschool er de vorige avond gevierd hadden. Zo gauw
kon je al die slingers en al die takken niet weghalen en daarom hingen ze er nu
nog. Op de ochtend van Eerste Kerstdag, nu de kerk niet vol kinderen van de
Zondagsschool, maar vol grote mensen zat, die naar de toen beroemde dominee
De Hartog, de vader van de nu nóg beroemdere schrijver Jan de Hartog, kwamen
luisteren.
Die dominee De Hartog was even welbespraakt als tegenwoordig zijn zoon, en
evenals die zoon had ook de vader bitter weinig respekt voor alles wat onecht was.
En wanneer het een of ander dan maar eens ronduit gezégd moest worden, dan
was er ook al weinig verschil tussen vader en zoon, want dan zei vader-de-dominee
het net zo onverdroten als zoon-de-schrijver 't later zou doen.
De dienst zou beginnen. De voorzanger die had je toen nog, ze zaten onder de
preekstoel in een apart hokje op hun bankje de voorzanger had opgegeven
welke psalm er gezongen moest worden en terwijl het gewijde lied weerklonk,
klom dominee De Hartog de preekstoel op. In zijn zwarte, geklede jas, want ook daarin
was hij anders dan de anderen, dat hij geen toga droeg. Zo'n onhandig ding met
wijde mouwen zat hem bij het preken maar in de weg: ik heb er ééns een gehad,
placht hij te vertellen, maar toen heb ik die soepjurk aan m'n huishoudster gege
ven kon ze er een japon van maken.
Terwijl hij de (met groen versierde preekstoel opklom, kon je merken, dat
hem iets dwars zat. Zijn gezicht stond nors, nijdig, nurks. Zijn borstelige haren
piekten weerbarstiger dan ooit omhoog. En zijn handen Die rukten, toen hij op
de preekstoel stond, aan het groen links en rechts van hem, rukten al feller en
sneller en scheurden, toen het psalmvers uitgezongen was, de slingers in hun geheel van
de koperen spijlen en smeten die slingers omlaag, de kerk in angstig dook de voor
zanger in zijn hokje weg. En toen kwam het, bulderend en hartstochtelijk: het protest.
„Kerstmis riep De Hartog uit. En hij herhaalde het nog eens vragend en ver
wijtend: „Kerstmis En daarop, met zijn handen dreigend omhoog: „Jullie
hebben van Kerstfeest een Kermis-feest gemaakt
Is dat waar Hebben wij inderdaad van Kerstmiskermis gemaakt Die do
minee De Hartog, een geweldenaar in ieder opzicht en ook in zijn gelóóf een
geweldenaar, had van zijn standpunt bezien gelijk. Nietwaar, Kerstmis is niet
zomaar een gezellig feestje, waarop het genoegelijk en huiselijk toegaat en waarbij
je huis en kerk zo plezierig mogelijk uitdost en opdoft Kerstmis is oneindig veel
meer. Het is de viering van een groot, onbegrijpelijk geheim: het geheim van de
(JJ|) NIEUWS
22