1
37
NIEUWS
„Waar is je hond, je waf-waf verduidelijkte ik.
„Weg antwoordde Géza alleen maar.
Ik zag dat het hem de grootste moeite kostte niet te
gaan huilen.
„Wanneer is het gebeurd?" informeerde ik.
Hij vertelde nu, dat hij Karo al een paar dagen kwijt
was. Hij had hem overal geroepen en gezocht, de
hele stad had hij doorkruist en nog keek hij onder
weg altijd uit of hij zijn trouwe vriend ook ergens
zag. Maar het was alles vergeefse moeite gebleken.
„Misschien heb ik niet goed genoeg voor hem ge
zorgd", beschuldigde Géza zichzelf.
„Daar ben ik geen ogenblik bang voor," antwoordde
ik. „Je moet de moed nog maar niet zo gauw opge
ven. Misschien komt hij op een goede dag weer."
Ik zei dit alleen maar om Géza te troosten. Hij had
er niet veel aan, want Karo blééf weg.
Nu was ik in die dagen leider van een padvinders-
groep en ik vertelde de jongens wat met Géza het
geval was.
„Neem hem eens mee naar ons clubhuis, Hop", vroe
gen de jongens.
„Dat heb ik al zo vaak gevraagd," zei ik, „maar ik
kan hem niet overhalen. Het zal wel komen omdat
hij zich onder ons nog niet helemaal thuisvoelt. Hij
heeft waarschijnlijk nog altijd heimwee naar zijn
familie en zijn land. Daarbij zal hij moeite hebben,
jullie gesprekken te volgen, tenminste, als je vlug
met elkaar praat. Hoe zou het jezelf gaan als je
als vluchteling in Hongarije kwam?"
Maar op onze kerstviering, die wij nu spoedig zouden
houden, moest ik Géza toch beslist meenemen, zeiden
de jongens. „Anders kom je erzelf ook niet in, Hop!"
En zo was ik wel gedwongen er op aan te dringen,
dat Géza onze kerstavond zou bijwonen.
Het viel mee, hij stemde dadelijk toe.
„Als mijn oom het goed vindt, kóm ik," beloofde hij.
„Het is gelukt," zei ik tegen de troep. „Ik heb hem
zover weten te krijgen."
De jongens waren in de wolken.
Ineens leek het of het kerstfeest, dat we anders
gewoon onder elkaar vierden, veel mooier werd nu
ook Géza zou komen.
„Het moet dit jaar een fijn boompje worden," von
den de jongens.
Ze wilden ik-weet-niet-hoeveel liters chocolademelk
gaan koken en koek inslaan, net of ze Hollebollegijs
in eigen persoon verwachtten!
Maar het mooiste van alles komt nog: ze wilden met
elkaar aan Géza een nieuwe hond geven
Eerst moest ik hun precies vertellen, hoe die wegge
lopen hond er had uitgezien.
En hoe ze eraan gekomen zijn, weet ik niet meer,
maar ze kocht 'n hond, die, nu ja, wel niet preciés op
Karo leek, maar toch veel aan hem deed denken.
Hij had net zulke lieve bruine ogen en zijn vacht
was ook wit en zwart, alleen liepen de strepen een
beetje anders.
De avond vóór kerstmis gingen Géza en ik samen
naar het troephuis.
Het was geen heel huis, maar een afgehuurd gedeelte
van een grote zolder. Als je er wou komen, moest je
eerst een smal, donker steegje door, dan een trap op,
die ook al smal en donker was, dan nóg zo'n trap en
als je dan een deur opende, zag je
„Ooooo riep Géza.
Dat „oooo zeggen ze in het Hongaars geloof ik
net als bij ons. Géza keek verrast naar de kleine
kerstboom, die er stond te prijken met zijn kaarsjes
en versiersels, -naar het kleine potkacheltje, waar
op in een oude pan de chocolademelk stond te dam
pen, naar de borden met gebak, en natuurlijk
vooral naar de jongens, die hem vriendelijk tege
moetkwamen en hem welkom heetten.
Maar de spaniel kreeg hij voorlopig niet te zien
Die zat ergens op een ander gedeelte van de zolder.
Want het was een ingewikkeld bouwsel met veel
hoekjes en kamertjes. Je kon er gemakkelijk een
hond in verstoppen en ook wel twee als het nodig
was.
Toen de feestviering op het hoogtepunt was geko
men, kreeg ieder van de padvinders een klein ca
deautje. Het waren meest zelfgemaakte dingen en bij
loting was uitgemaakt, aan wie je wat zou geven.
Géza vond het allemaal heel interessant geloof ik
en hij scheen het helemaal niet vreemd te vinden,
dat er voor hem geen geschenkje was. Hij was een
wijze, stille jongen en hij had zeker bij zichzelf
overlegd: