NIEUWS
16
dat de ouders of de jongen zelf
het beroep kiezen, dat de vader
heeft.
Dit betekent in ieder geval steeds,
dat de vader tevreden is met zijn
eigen beroep; ook al heeft hij
zelf de top niet bereikt, ziet hij
toch mogelijkheden voor zijn
kind, dat in een goed vak en met
een goede opleiding een eigen
toekomst zal kunnen worden op
gebouwd.
De vader heeft de ervaring en
dat is vooral van belang wanneer
de zoon zal gaan werken in de
zelfde onderneming waarin de
vader al werkzaam is; de omge
ving zal niet vreemd meer zijn,
want de zoon kent verhoudingen
en mensen doordat vader daar
over thuis al in de loop der ja
ren heeft verteld. Ook het werk
is bekend en zal minder kans op
„tegenvallers" bieden. Toch moet
men hierbij bepaalde zaken niet
uit het oog verliezen.
In de eerste plaats: is de zoon
geschikt voor hetzelfde vak als
zijn vader heeft? Of, om deze
vraag anders te formuleren: heeft
de jongen geen begaafdheden of
eigenschappen, die hem bij uitstek
geschikt maken voor een ander
beroep? Die vraag is niet zonder
meer te beantwoorden. De keus
van de zoon zelf speelt natuurlijk
ook een rol, maar geen beslissen
de; zoons plegen vaak tegen de
vader en hun werk op te zien en
hebben dan hun keus al gemaakt
voor zij eigenlijk aan het kiezen
zijn toegekomen. Daarom zal het
vaak verstandig zijn om ook in
die gevallen het oordeel te vra
gen van buitenstaanders: onder
wijzers of leraren die hun leer
ling wel kunnen beoordelen, of
toch een bureau voor beroeps
keuze. Hun oordeel is tenslotte
niet bindend en de keuze van
het beroep is belangrijk genoeg
om er het oordeel van deskun
digen over te vernemen.
Een tweede vraag: ziet de vader
de mogelijkheden en aantrekke
lijkheden van zijn eigen vak ob
jectief genoeg - en is die keus
van hetzelfde vak als de vader
niet soms een kwestie van gees
telijke luiheid? Een dergelijke
beroepskeuze kan het vraagstuk:
„Wat moet die jongen gaan
doen?" heel gemakkelijk oplos
sen - maar die oplossing kan soms
al te gemakkelijk zijn. Er is dan
eigenlijk geen sprake van be
roepskeuze omdat er geen keus
is: de ouders en de jongeman
zelf kennen de mogelijkheden
van het maatschappelijk leven
niet, zij hebben er nauwelijks be
langstelling voor. Maar voor de
jonge mens en voor het maat
schappelijk leven zelf is het van
belang, dat de juiste man op de
juiste plaats terecht komt - en
fouten, die op dit gebied wor
den gemaakt zijn gemakkelijker
te voorkomen dan naderhand te
herstellen: dat kost veel tijd, geld
en moeite.
Wanneer eenmaal weloverwogen
de keus is gemaakt en de zoon in
de voetsporen van de vader zal
gaan treden, komt weer een an
dere vraag naar voren: moet de
zoon zijn opleiding krijgen in
hetzelfde bedrijf waarin de vader
werkzaam is? Het antwoord op
die vraag zal vaak afhangen van
het beroep en de aard van het
werk, dat de jongeman kiest. In
het algemeen kan men zeggen,
dat veel bedrijven bij voorkeur
de opleiding van de jonge wer
kers zelf in de hand willen hou
den. Van de andere kant bezien:
iedere opleiding kost tijd en
geld en het opleidende bedrijf
zal niet graag een „afgestudeer
de" na de opleidingstijd zien
gaan. Maar er zijn ook bedrijfs
takken en functies waarvoor een
opleidingstijd in een andere on
derneming wenselijk en nodig is:
maar de leiding van de onder
neming, waar de jongeman later
definitief werk hoopt te vinden,
zal zeker bereid zijn de ouders
en de jongeman zelf hierin van
advies te dienen.
De verhouding tussen vader, zoon
en bedrijf (en de collega's van
beiden in dat bedrijf) kan bij dit
alles niet buiten bespreking wor
den gelaten. Men zal misschien
wel kunnen zeggen en denken:
wij werken beiden in hetzelfde be
drijf, maar we hebben in dat be
drijf verder niets met elkaar te
maken - maar dat kan in werkelijk
heid nooit het geval zijn. Het is
natuurlijk en logisch, dat men de
vader in die onderneming in
verband ziet met de zoon en om
gekeerd. Dit heeft natuurlijk
voordelen: de vader kan een
waakzaam oog houden op de vor
deringen en het gedrag van zijn
zoon en hem waardevolle aan
wijzingen geven. Maar als dat
(voorzichtige) toezicht niet ver
standig en met beleid wordt uit
geoefend, bestaat het gevaar, dat
de zoon ook thuis nog iets van
de spanning van het vaak nieuwe
werk zal blijven voelen - en ook
op het werk nooit geheel ont
komt aan het ouderlijke toezicht.
Dit kan aan de werklust en de
geestdrift voor de nieuwe werk
kring van de zoon ernstige af
breuk doen.
Wanneer de vader in de onderne
ming, waarin de zoon zijn intre
de doet, reeds in een hogere
functie werkzaam is, komt in
verband met het voorgaande de
verhouding tussen de zoon en
diens collega's in het geding.
Het vraagt dan van allen, die bij
een dergelijke situatie betrok
ken zijn, veel takt en inzicht om
duidelijk te maken (ook aan zich
zelf) dat de verhouding tussen
vader en zoon binnen de onder
neming zakelijk en buiten de
onderneming zuiver persoonlijk
is. Dat, om de kwestie duidelijk
te stellen, de zoon in die onder
neming niet optreedt als de oren
en ogen van zijn vader - met de
mogelijke gevolgen van dien
voor de collega's van die zoon.
Wanneer dit niet duidelijk wordt,
zal dit gaan ten koste van de
goede opleiding van de zoon:
een belangrijk deel daarvan im
mers (en een prettig deel vaak)
is het sluiten van goede vriend
schap met de andere werkers en
het leggen van de basis voor een
goede samenwerking. En wan
neer dit niet mogelijk zou blij
ken, verliezen zowel de jongeman
als de onderneming waarin hij
komt te werken een belangrijk
goed: namelijk het vertrouwen
van hen, die in die onderneming
hun dagelijks werk vinden.