en de twee broers 23 NIEUWS (LAPLAND) Naverteld door MARGREET BRUIJN te zijn! Ik zal je geen kwaad doen!" Nu, bang was de oudste broer ook niet, want hij had geen kwaad gedaan. Hij verstopte de vos en liep toen naar de rots waar de zeemeer min op hem zat te wachten. Ze lachte hem vriendelijk toe en zei: „Dank je wel, voor wat je gisteren voor mij gedaan hebt. Ik zal het nooit vergeten. Ga maar op mijn rug zitten en duw je neus en mond in mijn haar, zodat je geen water naar binnen krijgt." Nu, dat deed de jongen en vlug dook de zee meermin in de zee. Toen schoot ze als een vis naar de diepte en weldra waren ze op de bodem van de zee. En hier was het wonder-, wonder mooi! Er groeiden de prachtigste planten met bloemen zoals er op de aarde nooit te zien zijn. Er lagen schelpen, waaruit hemelse muziek klonk. Het zand was warm en zacht en overal kropen en liepen wonderlijkgekleurde zeedie ren. Er was geen water, daar op de bodem van de zee en het was zo licht, alsof de zon helder scheen. De jongen keek zijn ogen uit, maar de zeemeer min nam hem vriendelijk bij de hand en lachte zacht. „Kom maar mee," zei ze met haar zin gende stem, „dan breng ik je naar het paleis van mijn vader!" Ze liepen over het zachte, warme zand langs de wonderlijke planten en bloemen en kwamen bij een kasteel, waar je zomaar doorheen kon kijken met een dak van de mooiste schelpen. Daar woonde de zeemeermin. „Luister nu goed," sprak ze, voor ze het paleis binnen gingen. „Mijn vader is zo sterk als een reus en zeker zal hij willen proberen, hoe sterk of jij bent. Hier is een anker van het dikste ijzer. Wanneer hij je nu een hand wil geven, steek hem dan dit anker toe. Dat ziet hij toch niet!" Toen gingen ze het paleis binnen en de zee meermin bracht de jongen bij haar vader. „Goedendag!" zei de vader van de zeemeermin. „Goedendag!" zei de jongen beleefd en stak hem het anker toe. De zeemeermin-vader greep het anker met zulk een kracht beet, dat het helemaal verbogen werd. Maar toch vond hij de jongen sterk en daarom gaf hij hem een zak vol zilvergeld. En de zeemeermin gaf nog een gouden beker die eens op de tafel van een ko ning gestaan had. „Dank je wel!" zei de jongen en hij nam de zak op zijn rug. Toen bracht de zeemeermin hem weer door de wonderlijke tuin naar de zee, nam hem weer op haar rug en zwom regelrecht terug naar de rots, waarop zij gezeten had. „Het ga je goed!" zei ze met haar zingende stem en nog voordat de jongen haar bedanken kon, was ze in de diepte verdwenen. Ja, nu was die oudste broer een rijk man en hij werd steeds rijker, want met vissen had hij veel geluk. Maar met zijn broer ging het iedere dag slechter. Hij werd zo arm als de mieren en zo mager als een lat. Ja, dat komt er van, wan neer je op een zeemeermin gaat schieten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1959 | | pagina 25