9
(jf|) NIEUWS
tussen de loodlijnen 26,64 m, Breed
te 8,20 m en Holte 3,03 m.
Twee verticale compound machines
met een totaal vermogen van onge
veer 135 IPK dreven de beide 4-bla-
dige schroeven.
Twee eenvuurs cilindrische ketels
leverden de benodigde stoom. De
hoogste snelheid van deze „strijk
ijzers" bedroeg 7,5 a 8 knoop.
De bunker-capaciteit was 30 ton ko
len, waarmee bij een economische
snelheid van 5 knoop een afstand
van 1200 mijl kon worden afgelegd.
In plaats van het eerder genoemde
voorlaadkanon had men op de
stoomkanonneerboten le klasse een
Krupp achterlaadkanon van 28 cm
opgesteld, dat over de boeg vuurde
en eveneens slechts weinig gebakst
kon worden, zodat het practisch
hierop neerkwam, dat men met het
schip zelf richten moest.
Later werden 3 kanons van 3,7 cm
aan de bewapening toegevoegd.
Voor het zware stuk geschut vorm
den de schepen door hun kleine af
metingen een bijzonder beweeglijk
opstellingsviak en geleidelijk wer
den de zware kanons dan ook ver
wijderd en de schepen met lichter
geschut verwapend of voor andere
diensten gebruikt.
Op verschillende plaatsen in het
land kon men lange tijd de boten in
min of meer verbouwde toestand
zien liggen.
De „Vali", die in 1906 van de
sterkte was afgevoerd, werd in 1911
op de marinewerf te Amsterdam
met 4 meter verlengd en verbouwd
tot basisschip voor onderzeeboten.
Het zusterschip „Vidar", dat in
1878 op stapel was gezet en op
22 juli 1879 in dienst gesteld, was
vóór de eerste Wereldoorlog inge
richt tot mijnenlegger en kon als zo
danig 24 mijnen vervoeren. De be
wapening was teruggebracht tot
Een der kanonneerboten type „HEFRING"
Foto Mar. Museum Prins HendrikRotterdam)
2 kanons van 3,7 cm en 1 mitrail
leur No. 3.
Het schip deed bij het uitbreken van
de mei-oorlog dienst in de Zeeuwse
wateren.
Het lag met het zusterschip „Bul-
gia" op 10 mei 1940 te Hellevoet-
sluis en samen stoomden de beide
oude boten via de diverse binnen
wateren en het kanaal van Walche
ren naar Vlissingen om daar, indien
nodig, door Duitse vliegtuigen af
geworpen mijnen op te ruimen.
Op zondag 12 mei, gedurende het
laden van kolen, waarbij de schepen
naast elkaar langs de wal lagen,
voerden zes Duitse vliegtuigen een
bomaanval uit op de te Vlissingen
liggende Nederlandse oorlogssche
pen, o.a. Hr.Ms. „Van Meerlant".
De „Bulgia" werd aan stuurboord
door een bom getroffen, waarna aan
boord een ketelontploffing plaats
vond en het schip zonk.
Twaalf opvarenden kwamen hierbij
om.
Voor zover mij bekend was aan de
actieve dienst van de langszij lig
gende „Vidar" hiermede ook een
einde gekomen.
De „Hefring", in 1879 op stapel
gezet en op 20 april van het volgend
jaar in dienst gesteld, deed in 1940
nog steeds dienst als kanonneerboot.
Dit „Strijkijzer", dat bewapend was
met 1 kanon van 12 cm No. 3, 2 ka
nons van 3,7 an en 1 mitrailleur
No. 2, was ingedeeld bij het zoge
naamde IJsselmeerflottielje en werd
bij de capitulatie door de eigen be
manning tot zinken gebracht bij
Schellingwoude.
Gedurende het najaar van 1941
werd het wrak gelicht en na herstel
ling is het schip nog bij de Duitse
marine in dienst gesteld.
v. D. (rep.)