Iets over Kapers en Zeerovers
33
NIEUWS
De meeste mensen gebruiken de woorden „kaper"
en „zeerover" rustig door elkaar. Toch is er een
groot verschil. Een „kaper" is iemand, die in een
oorlog zijn vijand schepen en de lading van die
schepen probeert af te nemen, een „zeerover" is
eigenlijk niets anders dan een dief, die zijn „be
roep" op zee uitoefent.
Ik geloof niet dat er ooit een tijd geweest is, dat er
geen zeerovers bestonden. Ik geloof ook niet, dat er
veel oorlogen zijn geweest waarin niet gekaapt werd.
In de laatste wereldoorlog hebben zowel de Duitsers
als de Japanners en de Italianen nog kaperschepen
gebruikt. Het is prettig te kunnen zeggen, dat deze
kapers meestal heel menselijk zijn geweest tegenover
de bèmanningen van schepen, die ze buitmaakten.
Over één zo'n moderne kaper, al is zij dan van iets
langer geleden, wil ik graag iets meer vertellen.
Die kaper was de Duitse kruiser „Emden". Een klein,
snel schip, met drie hoge schoorstenen. Maanden
lang heeft de „Emden" in het begin van de eerste
wereldoorlog „rondgespookt" in de Indische en
Stille Oceaan.
De hele Engelse, Franse, Japanse en Russische vloot
loerde op de succesvolle rover. Zijn „signalement"
was natuurlijk ook bekend. Daarom werd af en toe
op de „Emden" een vierde schoorsteen erbij gezet.
Zo vermomd heeft de „Emden" zelfs in de haven een
Frans en een Russisch oorlogsschip verrast en ver
nield. Tientallen handelsschepen zijn door de
„Emden" veroverd. Tenslotte kon de dappere kapi
tein Von Muller het niet volhouden. Hij had het
enige Duitse oorlogsschip in Azië en moest vech
ten tegen een hele vloot. Toen hij zich moest over
geven mocht hij zijn sabel houden, zo ridderlijk
had hij steeds gevochten. Krijsgevangen officieren
moeten namelijk bijna altijd hun wapens afgeven.
Er zijn tijden geweest dat er hele kapervloten be
stonden. De Duinkerkers stuurden in de 17e eeuw
soms hele eskaders oorlogsschepen om de Neder
landse haringvloten te vernielen. De buisconvooiers,
oorlogsschepen die de „buizen" (vissersschepen)
moesten beschermen, bleken meestal te zwak. Daar
na werden dan de buizen bij honderden tot zinken
gebracht en de vissers gevangen genomen. In het
beste geval moesten ze daarna in Duinkerken jaren
wachten, tot hun familie ze uit de gevangenis los
kocht.
Waren de kapers minder goed gestemd, dan werden
de vissers domweg „de voeten gespoeld", dat wil
zeggen overboord gegooid. Dat is iets dat we nooit
moeten vergeten bij het lezen van verhalen over de
fraaie streken van kapers. Namelijk, dat de strijd
tussen de kapers aan de ene kant en de koopvaar
ders en oorlogsschepen aan de andere kant buiten
gewoon wreed was. Een gevangen kaper kon er ook
bijna zeker van zijn dat hem „de voeten werden
gespoeld" of dat hij werd opgehangen.
In de middeleeuwen namen bijvoorbeeld eens de in-
mcoi.aas jakky
CAPiTEIN OF HET VLISSJN'OSOIE KAPER SCHIP
1>E VI.IS.SIXI1KR.
woners van Stralsund (een stad aan de Oostzee)
honderd Likedelers gevangen. De Likedelers (ge-
lijk-delers) waren leden van een roofbroederschap,
die er hele vloten en grote kastelen aan de wal op
nahield. De Stralsunders hebben die Likedelers rus
tig in vaten gekuipt waar alleen hun hoofd nog
bovenuitstak. Die vaten werden toen zolang onder
het schavot opgeslagen tot de rovers werden ont
hoofd.
Je had er dus niet veel aan je over te geven. Het
heeft dan ook meer dan vijftig jaar geduurd voor
de Hamlburgse Admiraal Simon van Utrecht op zijn
prachtige admiraalschip „De Bonte Koe" de laatste
Likedelersvloot wist te verslaan.
Meer dan twee eeuwen heeft het gekost om de Bar-
baryse zeerovers voor goed mores te leren. Steeds
weer werden strafexpedities, andere keren weer
rijke geschenken, gestuurd naar de „roofnesten"
aan de Zuidkust van de Middellandse zee. Tenslotte
heeft in 1816 een grote vloot onder de Engelse
admiraal Lord Exmouth en de Nederlandse admi
raal Van der Capellen een dag lang Algiers, de
voornaamste roofstad, beschoten. Toen wilde de
Dey (koning) eindelijk vrede sluiten.
Het laatste echte roofnest was waarschijnlijk de
Biasbaai in China. Nog na de laatste oorlog zijn
verschillende Nederlandse schepen aangehouden en
geplunderd door roofjonken. Die roofjonken waren
maar kleine houten bootjes met gekke „vleermuis-
zeilen", maar de bemanning was even gevaarlijk als
die van de vroegere trotse roofschepen.
Ph. M. Bosscher