„Nooit vergeten" Oorlogsgravenstichting Herdenkingsbijeenkomst 4 mei I960 15 NIEUWS 4 en 5 mei! Twee data, die het Nederlandse volk sedert een reeks van jaren op volkomen verschillende wijze herdenkt. Bezinning op de eerste, vreugde op de tweede datum. Opdat zij niet vergeten en zij niet vergeten wor den. Deze gedachte is het lofwaardige uitgangspunt ge weest, bij het schrijven en de verspreiding van een klein gedenkschrift „Volk in verdrukking en verzet 1940/1945", gericht tot onze jeugd. Opdat zij - de jeugdigen - niet vergeten wat er ge beurde in die jaren met de toen levende bevolking in Nederland. Maar ook opdat zij - de gevallenen - niet worden vergeten: meer dan 200.000 Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen. Men vraagt zich soms af of het „nooit vergeten" rechtvaardig en gerechtvaardigd is en of het zin heeft. Het antwoord is en blijft onveranderlijk: Ja! Is dit niet te veel gevraagd aan onze Jeugd? Moet men haar niet blijven wijzen op: „Vergeef ook onze schuldenaren"? Kan het ene met het andere rijmen? Dit kan, „Jeugd van Nederland", als men „onderdruk king en verzet" niet ziet als reacties van volken, maar als het logische gevolg van twee geesteshoudingen: goed en kwaad! 1940/45 was een oorlog, waar het ging om één van deze twee: recht of onrecht, vrijheid of knechtschap, goed of kwaadDit was de achter grond van de inzet van een worsteling, die 5 jaar lang duurde en aan miljoenen het leven kostte. Men berekent het aantal doden in totaal op 26 miljoen. En zó mag onze Jeugd het „nooit vergeten" dan toe passen: hun wereld van straks behoeden voor een nieuwe botsing tussen goed en kwaad. Wat aan de ouderen werd ontzegd, in vrede werken en leven, kan voor de Jeugd zijn weggelegd, als zij nooit vergeet. In het goed verzorgde jaaroverzicht 1959 geeft deze stichting een opsomming van haar werkzaamheden in binnen- en buitenland. Het is een indrukwekkende hoeveelheid werk, dat verzet is en aantoont met welk een bijzondere liefde en piëteit het doel van de stich ting wordt nagestreefd: de aanleg, instandhouding, verfraaiing en verzorging van het Nederlandse oor logsgraf, waar ter wereld dit zich ook moge bevin den, alsmede het onderhoud der in Nederland ver spreid liggende graven van leden der geallieerde strijdkrachten, voor zover daarvoor niet door het be trokken land wordt zorggedragen. „Opdat zij met ere mogen rusten". Er wordt een gedetailleerd verslag gegeven van werk zaamheden en bezoeken aan begraafplaatsen in Ne derland, Indonesië, Duitsland, Groot-Brittannië en Noord Ierland, Noorwegen, Oostenrijk, Birma en Thailand, Singapore. De Oorlogsgravenstichting was in 1959 bij 10 Herdenkingsplechtigheden in Neder land en bij één in Londen vertegenwoordigd. Uit de ingezonden en gepubliceerde verslagen blijkt, dat overal ter wereld voor de begraafplaatsen, ere- velden en bijbehorende monumenten met liefde alles wordt gedaan om de zinspreuk „opdat zij met ere mogen rusten" blijvend waar te maken. Mogen wij volstaan met de navolgende passage te citeren, die door een Duitse dominee (Ds. Richter) werd uitgesproken toen Nederlanders een bezoek brachten aan de begraafplaats te Ladelund (waar vele gestorven Puttenaren rusten). De Nederlandse dele gatie werd verzocht in het kerkje een dienst met de jeugd van Ladelund bij te wonen. Onder doodse stilte rees de gemeente op om ons welkom te heten, waarna ds. Richter ons met enkele woorden begroette om zich vervolgens tot zijn jeug dig gehoor te wenden: „Ofschoon de meesten uwer nog niet geboren waren toen ons volk zijn gruwelen beging, die het met zonden beladen hebben, waarschuw ik, dat men zich slechts rein kan wassen van het verschrikkelijke door te zorgen, dat in de toekomst geen herhaling meer kan plaats vinden. Jongens en meisjes van Ladelund, ont houdt dit, jullie bent de toekomst, aan jullie om de vergeving, ons geschonken door zwaarbeproefde be woners van Putten, niet te beschamen." Over deze bijeenkomst lezen wij in het Dagblad „Trouw" van 6 mei: „Om half negen was er in de Grote of Sint Janskerk een herdenkingsdienst. De kerk was tot de laatste plaats bezet, toen deze sobere plechtigheid een aan vang nam. De Harmonie Wilton-Fijenoord o.l.v. Joh. F. Pala en het Dames- en Mannenkoor Wilton- Fijenoord, dirigent J. W. Lith, voerden „De Herden kingscantate" uit. Deze cantate, die zeer gevoelig vertolkt werd en op de aanwezigen diepe indruk maakte, werd gecomponeerd door Joh. F. Pala en van tekst voorzien door L. Giphart. De dienst, die met een korte toespraak geopend werd door pastoor C. C. J. v. d. Brekel, werd om half tien door ds. J. B. Schouwink besloten."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1960 | | pagina 17