öe tijö
Van de hand van de op 8 april I960
overleden oud-werknemer, de heer
K. Stravers, verschenen in eerder
uitgegeven nummers van het W.F.-
Nieuws enkele bijdragen in vers
vorm. De redaktie wil de lezers één
der laatste liederen van de gestor
vene niet onthouden. Uit dit vers
spreekt wel zeer sterke geloofsrust
en stervensmoed.
öe tijö, veRqlijöt, uit 't woeliq heöen
met Rasse schReöen
naan eeuwiqheiö,
maaR 't is, qewis, öat ik mijn Leven
maq oveRqeven
aan hem, 6ie mijne leiösman is.
in öit zo öonk'Re tRanenöal
al öReiqt, en Imqt, öe öooö nnj teqen,
'k qemet öe zeqen,
öat Jezus Leeft, ik volq en zwijq.
zou ik, met schRik, öe öooö öan VRezen?
waan hij wil wezen,
mijn helpen, leöen oqenBlik?
nasij, is hij, ook stRaks in 't stenven
öan maq ik enven
öe kRoon van Zijne heenschappij.
veRqlijöt, öus tijö'k ruil 't aanös qewemel
stRaks voor öe hemel,
in nooit volzonqen heenlijkheiö.
öe öaqen zijn qetelö: öit is hun Laatste mei
öe wilqenRi] öat zij uit zwante aanöe qnoene kleunen weven
stnaks scheunen ijz'Ren klauwen öeze wilqennij
ween moet natuuR aan öe techniek haan offeR qeven.
NIEUWS
hij zal, het al, in mij volmaken
hij is het Baken