it de laatste tovenaar en de eerste boeken D. L. Daalder 7.1 Ir Hij heeft vreemde tekens van boombast gesneden. Vroeger was het leven anders dan tegenwoordig. De toverkunst bloeide, er waren ridders die draken be streden en jonkvrouwen verlosten en de duivel ver scheen nu en dan om de mensen te verleiden tot kwaad zonder succes: de heiligen waakten en satan had geen kans om zijn doel te bereiken. Maar in een klein dorp, dat ik niet noemen zal, woont de laatste tovenaar. Hij schijnt een eenvoudig man te zijn: er staat geen doodshoofd op zijn tafel, er hangen geen krokodillen in zijn kamer, hij brouwt geen ge heimzinnige dranken en hij heeft geen toverstaf. En toch is er iets in zijn huis, dat je nergens anders vindt: een spiegel, die wonderen kan verrichten. Met de grote mensen heeft de magiër niet veel om gang, maar de kinderen zijn dol op hem. Tegen de avond zit zijn huis vol; dan vertelt hij zonderlinge verhalen en zo nu en dan haalt hij de wonderspiegel tevoorschijn. „Vraag maar," zegt hij dan, „mijn spiegel geeft ant woord." En de kinderen vragen. Nauwelijks hebben zij iets ge zegd, of er gebeuren vreemde dingen. De kamer ver dwijnt, bergen rijzen op, de golven beuken tegen de kust, mensen uit het verre verleden wandelen door de straten van oeroude steden en ieder kind kent plotse ling hun taal. Wie wat weten wil van de pyramiden ziet de farao's op kamelen rijden en hoort hun bevelen aan de bouwmeesters, die de horden van slaven met zware steenklompen belasten. En als een van de kin deren zich interesseert voor de plunderende Noor mannen, komen de drakenschepen over de wateren aanstormen en het vikinglied klinkt krachtig en ruw. „Wie heeft het eerste boek geschreven?" vraagt Vera. De kamerwanden wijken, knoestige bomen schieten op, een enorme kom met zodenbanken en offerstenen verschijnt en naast die stenen hurkt een baardige man in een wijde, witte mantel. Hij heeft vreemde tekens van boombast gesneden. Zonder een woord te zeggen werpt hij de figuren omhoog; ze dwarrelen naar be neden en de man bestudeert met grote aandacht het patroon, dat is ontstaan. „Wat doet u?" vraagt Vera in een taal, die niemand meer kent. Met een donkere stem zegt de oude: „Ik ben een wichelaar, die de toekomst voorspelt aan de mensen van mijn volk. Het zijn de goden, die de runen laten neerkomen op een bepaalde wijze en mij daardoor hun wil openbaren." „Waarom noemt u die tekens runen?" „Runen betekent geheim. Ik ben een van de weinigen onder de Germanen en Kelten, die hun zin door grondt." Hij neemt een staafje van beukenhout en met een scherpgeslepen benen mes grift hij de runen in het hout. Vera herinnert zich het Duitse woord „Buch- Met een fijn penseel tekende hij ingewikkelde figuren is de Charme van 'n welkom Cadeau; geel dus een boek, dat vindt iedereen zó!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1960 | | pagina 30