Stapel - gek
Nog even - mens - en iedereen
Woont boven of beneden
Ondanks dat men gestapeld wordt
Schijnt men ook nog tevreden.
De namen voor zo'n stapelhuis
Zijn exclusief gekozen
Beneden op een stukje grond
Is groen en bloeien rozen.
Verlaat men straks - voorgoed - zo'n oord
In 't allerlaatste huisje.
Men stapelt - onder roos en gras -
De mens wéér met 'n kruisje.
G.
27
NIEUWS
knapte af, het sterke berenlijf zonk trillend ineen en
Dikoi gaf het een genadeschot.
En wat nu? Oebjot zwaargewond en nog een vreemde,
ook gewonde vrouw. Toen de Wildeman haar naar de
paarden droeg, sloeg zij de ogen op en verschrikt keek
zij in het baardige gelaat van de rover. „Stil maar," zei
Dikoi, „je bent gered en de beer is dood." Even plooide
zich een glimlach om twee blanke rijen van tanden en
vanaf dat ogenblik werd het leven voor allebei anders.
Ondertussen hadden Igrok en Warofski de zwaar
gewonde Oebjot onderzocht, die uit vele wonden bloed
de. Een dokter, zei de een. Een priester, zei de andere.
En voort joegen zij op hun witte paarden over het
smalle bospad. De laaghangende takken striemden hen
in het gezicht, maar zij letten er niet op. Bij de rand van
het bos zagen zij een verlaten boerderij, zoals er na de
grote oorlog zovele waren: de moezjik gesneuveld, zijn
vrouw gevlucht, de luiken gesloten. In de hof kakelde
geen kip en blafte geen hond. „Hierheen," zei Warofs
ki, „zullen wij Oebjot brengen. Ga jij nu snel om een
dokter." De deur was gesloten met een groot roestig
hangslot. Wat hij ook probeerde de Dief kon er geen
beweging in krijgen, tot hij zich het sleuteltje herin
nerde, dat hij had gekregen van Sanct Nicolai. Daarmee
opende hij de deur zonder moeite.
De dokter keek wantrouwend toen hij het scherp-
getekende gezicht van de Speler zag. Meegaan met die
ruige gast? Hoofdschuddend luisterde hij naar diens
vreemde verhaal. „Nee," zei hij, „je lokt me niet ir.
deze val!" „Dit zal u overtuigen," zei de rover, en hij
schudde de zak met goudstukken op de tafel uit. „Ik
doe het," zei de dokter maar dan neem ik mijn vrind
de pope in de wagen mee!" En zo reden de dokter en
de pope gezamenlijk naar de eenzame boerderij aan de
rand van het bos, waar Warofski de luiken had open
gestoten en vuur had aangemaakt. De dokter onder
zocht de beide patiënten en verzorgde hun wonden en
toen stonden ze met zijn allen met ernstige gezichten
rondom het bed van Oebjot, die zachtjes kreunde en
zich onrustig heen en weer bewoog. Hij keek van de
een naar de ander en fluisterde wat met een door het
bloedverlies verzwakte stem. De dokter boog zich tot
hem over.
„Hebben wij," zei hij nauwelijks verstaanbaar, „hebben
wij het wel goed gedaan?" „Ja," zei de dokter, „je hebt
haar het leven gered. Maar Oebjot schudde het hoofd
en zei met wat luider stemgeluid: „Ik bedoel: hebben
we wel het goede gekozen?"
„Dat mes was prima," meende Warofski, „en zonder
mijn sleuteltje waren we niet in deze boerderij ge
komen." Oebjot keek vragend naar Igrok. „Zonder
mijn zak met geld was de dokter hier nooit naar toe
gekomen!" Oebjot keek naar Slawa, die met de kop
op tafel zijn roes uitsliep en wendde zich daarop tot
de Wildeman. Dikoi drukte de hand van de jonge
vrouw, die hem nog altijd voor haar redder aanzag en
zei: „Ik zou niets anders willen hebben." De vrouw
keek bewonderend naar hem op en toen zei de pope:
„Liefde en vriendschap bouwen de wereld."