Moderne ontwikkelingen in de gieterijtechniek
samenvatting van de voordracht gehouden door Ir. A. Cappon
(^|)NIEUWS
12
is het vacuumspuitgieten waarbij de lucht uit de
matrijs wordt gezogen alvorens het metaal binnen
treedt.
Vooral zinklegeringen en Al- en Mg-legeringen
zijn door hun lage smeltpunt geschikt voor ver
werking in spuitgietmachines. Metalen met hogere
smeltpunten geven moeilijkheden omdat hiervoor
op dit ogenblik nog geen matrijsmateriaal voorhan
den is dat zich goed houdt bij grote series. Daar
door 'is messing nog juist als spuitlegering te ver
werken, voor brons en gietijzer lukt dit nog niet.
Op de grote verbetering in eigenschappen van de
zinkspuitlegeringen en ook van de Al- en Mg-
legeringen kan nu niet worden ingegaan.
Tot slot enige stellingen.
1. Voor de moderne industrie is het gegoten con
structie-onderdeel een onmisbaar ding.
2. Het gegoten constructie-element heeft een grote
vrijheid van vormgeving en kan door verbeter
de gietmethoden met grote maatnauwkeurig-
heid en oppervlaktekwal'iteit worden geleverd.
3. Er zijn vele nieuwe gietlegeringen ontwikkeld
en de kwaliteitsbeheersing van de reeds be
staande is zeer toegenomen, zodat aan vele eisen
van de constructeur kan worden voldaan.
4. De gieterij heeft zich ontwikkeld van ambach
telijk kleinbedrijf tot moderne industrie met
gecontroleerde productiewijze.
5. Economisch gezien is het gegoten constructie
onderdeel een belangrijke bijdrage tot lage
kostprijs van het massaproduct.
6. De samenwerking van ontwerper, constructeur
en gieter is noodzakelijk voor een goed en ver
antwoord constructie-onderdeel. Deze samenwer
king, hoe voor de hand liggend, wordt maar
al te vaak veronachtzaamd.
De gietstukken, welke u zojuist werden getoond,
waren oorspronkelijk ontworpen in een gelaste con
structie resp. in constructiestaai en wel een lager
huisdeksel, 4 tandwielen, 4 stoelen, 3 kraagmoeren
en 500 beugels.
De aanzienlijke kostenbesparing, die door de gego
ten uitvoering op het eindprodükt wordt verkregen,
voert tot de vraag waarom de constructeur een
uitvoering ontwerpt die aanzienlijk duurder is dan
nodig. Blijkbaar is het dermate de gewoonte in staal
te denken en te construeren dat in een aantal ge
vallen de gegoten uitvoering zelfs niet in over
weging wordt genomen. De reden, of een van de
redenen, is wel de bijzonder snelle ontwikkeling
van de gieterijtechniek in de laatste tientallen jaren,
waarvan als voorbeeld de ontwikkeling van de
eigenschappen van het gietijzer wordt behandeld.
Er zijn in deze ontwikkeling een zestal sprongen:
de eerste is de invoering van de koepeloven, het
z.g. ijzer van tweede smelting, de tweede is de in
voering van het chemisch onderzoek bij de hoog-
ovenbedrijven, de derde het controleren van het
koepelovensmeltproces, de vierde het gebruik van
staaltoezettingen in de koepeloven en de vijfde de
z.g. enting of inoculatie. De zesde en meest recente
sprong is de ontdekking van het z.g. nodulair giet
ijzer. Het schijnt dat wij thans aan de vooravond
staan van de volgende stap, die vooral gericht zal
zijn op de verbetering van de z.g. matrix of grond-
massa van het ijzer.
De geschetste ontwikkeling van het gietijzer is niet
iets dat op zichzelf staat, maar kan veeleer gel
den als een typerend voorbeeld van de algemene
ontwikkeling die zich in de laatste 30 a 40 jaar op
het gebied van de metaalkunde en de gieterijtech
niek heeft voltrokken. Een ander voorbeeld uit deze
ontwikkeling is het inzicht dat werd verkregen in
het stollingsproces: was een halve eeuw geleden de
kennis hiervan beperkt tot het feit dat bij afkoeling
de vloeibare fase met enige volumevermindering
overgaat in een vaste fase, thans is een grote hoe
veelheid informatie verzameld over het wezen van
dit stollingsproces: de rol die z.g. kiemen hier spe
len, de factoren waarvan de kristalgroei afhanke
lijk is, het verschillend stollingsgedrag dat de lege
ringen vertonen, gaande van het z.g. stollingsfront
waarbij de overgang tussen vloeibare en vaste fase
ruimtelijk scherp bepaald is tot de z.g. deegachtige
stolling waarbij op ieder moment en op iedere
plaats vaste en vloeibare fase door elkaar voorko
men. Men heeft geleerd dat de fabricagetechniek
moet worden aangepast aan het stollingsmeoha-
nisme en hoe dit moet geschieden.
Veel gegevens zijn ook verkregen over de rol die
opgeloste gassen in het stollingsproces spelen, hoe
deze gassen tijdens smelten en/of gieten in het ma
teriaal worden opgenomen en hoe zij zich bij de
stolling weer afscheiden. Men heeft geleerd hoe
men poreusheid onder controle kan houden zowel
door het gasgehalte van de smelt te beheersen als
door de stolling volgens tevoren bepaalde lijnen te
richten.
Zowel langs praktische weg, door metingen als
door abstract-theoretische afleidingen, is veel in-