Parjono Parjono speelt op zijn harmonika: Tidaló, tidalü, tidalonika! Hij zit er bij te wiegen. Hij speelt van de sterren en de maan, En de wereld zal nooit verloren gaan, En alle vogels vliegen. Oud is hij en rimpelig; niemand weet Of hij meer dan alleen maar Parjono heet, Vanwaar is hij gekomen. Soms speelt hij alsof hij van binnen lacht, Soms droevig, soms luider en dan weer zacht, Alsof hij zit te dromen. Parjono, zeggen de kinderen, speel! Dan knikt hij en bijt op z'n pijpesteel, En laat het maar gebeuren. Dan speelt hij van zon in het vensterglas, Van een bedelaar die een koning was, Een wereld vol van kleuren. En toen hij plotseling weer verdween, Vroeg iedereen: Waar is Parjono heen? En alle kinderen kwamen, En keken verdrietig in het rond, Omdat de harmonika daar stond Te zwijgen voor de ramen. En later kwamen op een keer Twee kinderen daar nog eens weer, Een jongen en een meisje. Toen speelde opeens de harmonika Alléén: tidalü, tidalonika Het allerlaatste wijsje. Jac. van der Ster

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 36