EEN UILTJE DAT ATHENA HEETTE (^NIEUWS 24 uit het leven van Florence Nightingale C. J. J. WIEDHAUP „Laten we hem aan een touwtje binden!" riep een van de jongens. Of liever: hij riep iets dergelijks in het Grieks, want het gebeurde in Athene bij de wallen van de oude burcht, die men de Acropolis noemt. Samen met 2ijn vriendje boog hij zich over een donzig veren balletje, dat blijkbaar van de verweerde muur was gevallen. Een jon ge uil aan een touwtje! Dat zouden de andere jongens van Athene leuk vinden! Dat het kuikentje er anders over zou denken, daaraan dacht Eleutherios niet. Tenminste niet tot het ogenblik, waarop hij door de hand van een jonge vrouw in zijn kraag werd gepakt. De vrouw sprak in een vreemde taal, die z'n kameraadje zo aan het schrikken maakte, dat die er haastig vandoor ging. Eleutherios liet het diertje los en de vreemde dame Athena met haar meesteresse: Florence Nightingale (Spreek uit F lórren s Nditingeel, met de g van goal) ontfermde zich erover en streek het beschermend over de veertjes. „Poor little thing," zei ze ,,arm beestje". Toen beduidde zij dat ze het kopen wilde van de jongen en ze betaalde hem er zes lepta voor. Dat is ongeveer twee cent, maar voor Eleutherios betekende het zo'n enorm bedrag, dat hij juichend als een pijl uit de boog wegschoot in de richting, waarin ook de andere jongen verdwenen was. „We zullen jou Athena noemen," zei de jonge vrouw glimlachend. „Omdat je geboren bent in de stad Athene. Precies zoals mijn ouders mij dertig jaar geleden Florence hebben genoemd, toen ik in de stad Florence geboren werd." Het enige antwoord van Athena was een venij nige prik met zijn kleine snaveltje. „Om je dood te schamen..." Florence Nightingale - zo heette de vrouw - ging en kele dagen later terug naar Engeland. Athena had nog gezelschap ook, want met hen reisden een grote krekel in een kooitje en twee schildpadden. Het leek wel, of Flo rence troost bij deze dieren zocht, omdat de mensen haar zo teleurgesteld hadden. Al acht jaar geleden (het was in het jaar 1842, toen in Engeland vreselijke armoede werd geleden en afschuwe lijke besmettelijke ziekten heersten) had zij gezegd: „Ik geloof, dat veel narigheid en ellende in de wereld hele maal niet nodig zijn. Ik ben er zeker van, dat wij het lij den van heel veel zieke mensen kunnen verlichten, als wij ze met meer liefde en vooral met meer verstand gaan verplegen." Dat zei Florence, maar ze liet het niet bij woorden. Letterlijk dag en nacht studeerde zij in alle boeken over verpleging en geneeskunde, die zij maar in handen kon krijgen. Zij werd een van de knapsten in het land op dit gebied, maar daar was het Florence niet om te doen. Zij wilde zelf aanpakken, zelf met haar eigen handen het lijden van de patiënten helpen verlichten. „Geen sprake van," zei haar moeder. „Om je dood te schamen," vonden de vriendinnen. „Idiote aanstelster," riep haar zuster. En haar vader liet haar bij zich komen en vroeg: „Florence, weet je eigenlijk wel wat je wilt? Besef je wel, dat de verpleegsters in de ziekenhuizen meestal slechte vrouwen zijn, die drinken en stelen en dobbelen en nergens voor deugen? En dat jij de dochter bent van een aanzienlijke Engelse familie? Jij woont op het landgoed Lea Hurst, een machtig huis, waar iedere voorbijganger met eerbied naar opziet. Werken past jou niet en zeker niet werken in zo'n vuil ziekenhuis!" Vastberaden keek Florence haar vader aan. „Ik weet het

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 26