De jonge machinist
VERZORGD DOOR HET KINDERBLAD „KRIS KRAS" TE AMSTERDAM
(g|)NIEUWS
22
JO ELSENDOORN:
vrij naar het Amerikaans
,,'t Spijt wel wel, jongen, maar ik kan je absoluut niet
gebruiken en bovendien moet je helemaal niet bij mij
wezen!" riep de voorman tegen de jongen met het
sproetengezioht, die in de poort van de grote locomotie-
venremise stond.
De jongen keek de man ernstig aan, raapte al zijn moed
tezamen en vroeg nogmaals: „Wilt u het niet met me
proberen, ik weet al een heleboel van locomotieven af, ik
mag over drie maanden zonder toelatingsexamen naar de
technische school, zo goed was mijn eindrapport en ik
moet wat geld verdienen
De voorman hield nu even op met zijn werk, zette de
lange oliespuit op een trapje en sprak de laatste woorden
uit, die hij tot de bleekneus wilde richten, nadat hij zijn
handen in zijn zij gezet had om goed te kennen te geven,
dat het nu afgelopen moest zijn met het gezeur. „Als je
over een jaar of vijf van de technische school afkomt,
dien je dan maar weer eens aan, het is hier geen bewaar
school. En geld verdienen? Heb je een vader?" Toen hij
de jongen op de laatste vraag bevestigend zag knikken,
voegde hij er als slotconclusie aan toe: „Dan zou ik maar
aan hem het geldverdienen overlaten!"
Bleekneus Dicky droop af. Hij kleurde van schaamte
over dat hatelijke woord bewaarschool, maar eigenlijk
was hij ook beledigd om iets anders. Hij had het gevoel
gekregen, dat hij zijn vader verdedigen moest. Die had
gisteren verdrietig gekeken, toen zijn moeder vertelde,
dat ze volgens de dokter voor haar gezondheid naar bui
ten moest en dat daar een groot bedrag mee gemoeid was.
„Lieve beste Mary," had hij tegen zijn vrouw gezegd, „ik
begrijp dat het moet gebeuren, maar waar het geld van
daan te halen ik krijg al grijze haren van al die kos
ten voor de huur, het huishouden, en dan wat zal die
technische school van Dicky niet gaan kosten. Was hij
maar wat ouder, dan kon hij in die drie maanden voor hij
naar die school gaat wat bijverdienen."
Vooral die laatste woorden had Dicky goed in zijn oren
geknoopt. Des avonds in bed nam hij het besluit geld te
gaan verdienen en dat kon je natuurlijk alleen maar als
je iets kon. Je moet iets kunnen in de wereld. Iets waar
iedereen wat aan heeft, anders kun je geen geld verdie
nen. Maar wat kon hij dan? Een klok uit elkaar halen
en in elkaar zetten! Dat had hij, onder protest van zijn
moeder wel eens gedaan. Verder had hij verstand van
treinen. Speelgoedtreinen had hij al vanaf zijn zesde jaar
gehad, electrische, zelfs een stoomlocomotief met een
spiritusbrandertje erin. Maar dat was maar kinderwerk!
Dat had hij al twee jaren geleden ontdekt, toen hij een
grote mensenboek over locomotieven had doorgelezen.
Daarna was hij dagelijks naar het rangeerterrein vlak bij
het station gegaan, waar hij meestal te vinden was op de
spoorbrug voor voetgangers, waar de rangeertreinen on
ophoudelijk onderdoor reden. Van verscheidene locomo
tieven kende hij de verschillende handles precies. Hij wist
welke stand de manometer, die diende om de druk van
de stoom in de ketel te meten, moest hebben; hij kende