ZICHTBAAR
"MOTTE"
9
(^NIEUWS
Als er in de vakantieperiode - aog^tltjjd <k-k^mkompi^rT
tijd genoemd - weinig nieuws is, lopen redacteuren en
verslaggevers radeloos rond. De fatale datum komt
steeds dichterbij: de verschijningsdatum.
Dan juist zijn bepaalde gesprekken op de werf zo pret
tig en kenmerkend voor de tijd van het jaar.
Negentig procent vraagt direkt: „Al vakantie gehad"?
Hieruit mag men dus concluderen, dat het aan de bui
tenzijde niet is te zien of iemand - kortgeleden - al of
niet met (sommigen zeggen „op") vakantie is geweest.
Hoogstens kan een wat gebruinde huid een vingerwij
zing zijn, ofschoon dit een natuurlijke eigenschap kan
zijn. Breng dit a.u.b. niet in verband met rassenonder
scheid! Ook kan zo'n gezonde bruine facie te danken
zijn aan een zonnig weekend „sur le Poldervaart" of een
verblijf in het Nederlandse berglandschap: Bergse Plas,
Hillegersberg, Bergschenhoek, enz. Zelfs een paar dagen
zon tijdens een volkstuinweekend geeft het veelbegeerde
vakantievel.
Terugkomende op de conclusie, dat men aan de buiten
zijde niet direkt kan zien of iemand al dan niet kort ge
leden „de vrijheid verkoos", vraagt men zich onwillekeu
rig af: is met-vakantie-geweest-zijn aan iets anders te
zien
Behalve de genoemde kleur zijn er nog voor de hand
liggende antwoorden genoeg: aan de schrale inhoud des
buidels. Geen nood, volgend jaar is er naar wij hopen
wel wéér wat. Toestand en hoeveelheid van de was. Vol
gens vele wasserijen gemakkelijk op te lossen: doe de was
de deur uit! Kinderen hebben na de vakantie nog meer
moeite met „meesters" en andere opvoeders, wat voor
heen toch ook al zo'n lastige zaak was.
Over deze en soortgelijke antwoorden gaat het echter
niet. Men kan het inderdaad niet gemakkelijk zien of
iemand reeds vakantie heeft gehad. Veel gauwer kan
men het horen. Er komen verhalen los. Over de lengte
van de tocht en over de landen, die in één ruk zijn ge
daan en waarvan men dan alles meent te weten. Veelal is
lengte en verworven kennis dan omgekeerd evenredig
(veel-weinig of weinig-veel). Daar dit echter samen
hangt met de persoonlijke geaardheid en vrijheid van de
vakantieganger valt het buiten dit bestek.
Zijn er werkelijke waarden ontstaan in en door een va
kantieperiode, hoe men deze dan ook heeft besteed?
Velen verlangen - terecht - naar deze korte tijd van
vrij-zijn en genieten ervan, ieder op zijn eigen manier.
Er zijn veel mogelijkheden en deze schijnen jaarlijks in
getal en schoonheid toe te nemen. Het vraagstuk van de
nog altijd grote groep, die door allerlei oorzaken nog
niet aan vakantie „buitenshuis" (om het zo eens te noe
men) toe is, blijft hier onbesproken. Niet omdat het
onbelangrijk zou zijn; integendeel, zij, die jarenlang heb
ben genoten in een periode van er-geheel-uit-zijn, weten
wat deze groep mist.
Laten wij mogen eindigen met de hoop uit te spreken,
dat er opnieuw voor alle vakantiegangers blijvende, waar
devolle verworvenheden in deze haast achter de rug lig
gende vakantie 1961 zijn ontstaan en zichtbaar mo
gen zijn, niet alleen door een bronskleur.
Hij behoort tot de grote kring van mensen met
wie ik vaak in gesprek raak en hij kan zo dood-
nuchter verschillende eigengemaakte waarhe
den weggeven. Dat doet hij met behulp van
woorden, die „volkstaal" worden genoemd. Al
hebben de meeste Nederlanders niet zo'n pret
tige herinnering aan dat voorvoegsel „volks"
laat ons het in dit geval zó eens gebruiken.
Spreektaal is hier nl. ook niet geheel juist.
Hij spreekt bijvoorbeeld altijd van „motte" als
hij „moeten" bedoelt. Probeer het hem niet aj
te leren: het is een hopeloze onderneming. Na
zo'n poging zegt hij dan rustig: „jonge, hij
zegt altijd „jonge", al zou hij met een koning
of keizer in gesprek raken), jonge, je begrijpt
me toch, je weet toch wat ik bedoel, of motte
we weer moetezeggen?"
Als ik dan zeg, dat ik hem volkomen begrijp,
antwoordt hij: „Dat wist ik wel. Probeer nou
niet om mij die kleine schoonheidsfoutjes af
te leren. Ik vind „motte" veel en veel sterker
klinke dan „moete". Je voelt er het noodwen
dige zo lekker in. We motte meer van zulke
woorde hebbe. Trouwens aan die n achteraan
vele woorde heb ik ook een hekel. Energie ver
spilling! En dat vind ik niet alleen, hoor! Vele
radiosprekers motte er ook al niets meer van
hebbe. Ze late dat ding bewust achterwege. En
waarom zou ik dan moete motte zegge?" Dan
zijn we wederom op het dode punt aangeko
men. Hij wéét beter, maar volhardt in zijn
dwalingen. Laatst spraken wij over het ver
schijnsel, dat er zo ontzaglijk veel zaken con
trole en correctie vereisen.
Nu is ons beider opleiding geheel uiteen
lopend. Hij is technischen wat men noemt
„een knappe kop", maar staat op voet van oor
log met enkele taalkundige wetten.
Hij wenst een eigen taal te spreken en te
schrijven. Bij dit laatste ontmoet hij natuurlijk
tegenstand. Als hij na het schrijven van een
epistel dit gecorrigeerd terugkrijgt, bekijkt hij
het aan alle zijden. Rustig en doodnuchter is
dan steevast zijn conclusie: „Och, jonge, ze
motte toch derlui brood verdiene"
N.B. Dit verhaal heeft niets met W.F.-technici
te maken!