reen water 9 (^NIEUWS mensen, die de kunst verstonden te varen waar geen water is. Met hun platboomde vaartuigen worstelden zij zich door allerlei beken en sloten naar zee. Er woonden ook schippers in Borne, in Goor en in Diepenheim en overal deden zij hun moeilijke werk met evenveel krachtsinspanning en taaie volharding, soms zeilend, soms slepend, soms ploeterend als polderjongens bij het leggen van een dam „Wendt uwe blikken naar het riviertje de Regge in Overijssel," zo schreef W. C. H. Staring omstreeks 1850, „daar waar dit de voet van de Lemelerberg bespoelt. Van de vroege morgen tot de late avond op een lange zomerse dag heeft een tiental mannen gezwoegd en gezweet om dwars door het riviertje een dam op te werpen. Eindelijk is die gereed; het opgestuwde water verzamelt zich langzamerhand en heft tevens een tiental zompen op, het eigendom der lieden, die zich zo dapper hebben geweerd. Enige uren, een dag wellicht, moet er verlopen voordat het vereiste peil wordt bereikt. Nu plotse ling de dam doorgestoken, het water schiet met kracht nederwaarts en sleurt de kleine vloot met zich mede, terwijl de schippers alle krachten in spannen om door bomen de gang der scheepjes te verhaasten. Alles gaat goed tot een anderhalf uur verder; daar is het water aan zijn last ontsnapt en de vioot ligt weder op het droge. Nu weder de schop in de handen genomen; met verenigde krach ten hetzelfde werk begonnen en geen moed verlo ren, want dit is de enigste wijze, waarop in de zo mer de Regge te bevaren is." Langs allerlei vaarten en beken, deels daartoe ge graven en uitgediept, kon men van het stroomge bied van de Regge naar het stroomgebied van de Schipbeek komen en dat was al een even belang rijke „verkeersader" in vroeger jaren. Wie er niet tegenopzag kon dus per boot van Zwolle naar Deventer - binnendoor! - maar op die Schipbeek was het wat drukker dan op de Regge, want se dert eeuwen had de stad Deventer zich daarmee De Twentse schippers doken met hun zompen of potten, meestentijds op scheepswerven in Enter gebouwd, bij Del den door een tunnel van groen. De Twikkelse Vaart is speciaal voor de scheepvaart gegraven. bemoeid en via de Schipbeek zijn houtskool en vlees verscheept. Nog verder naar het zuiden had men de verbinding met Zutfen, de ook al druk bevaren Berkel. Daarover verhaalt Staring het volgende: „Volgt mij nog een ogenblik naar de Mallemse Molen op de Berkel bij Eibergen. Daar ziet gij een heftig geschil tussen de molenaar en een aantal schippers, de voerders van de „zompen" en houts- koolvlotten, welke zich boven de molendam ver zameld hebben. Het is hier te doen om water te kopen, want hoewel er een schutsluis bestaat, weten de schippers, dat zij, zonder een extra toe gift van de eigenaar der opgestuwde wateren, niet verder kunnen afzakken, dan enige weinige hon derden schreden. Na lang harrewarren is men het eens geworden; elke schipper koopt voor een dub beltje water en de molenaar zal gedurende een kwartier uurs zijn schutten openen. Daar gaan ze los; alles spoedt zich naar de schutsluis; een vlot voorop, maar o jammer! daar zet zich het ongeluk-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 11