17
(^NIEUWS
Zonder zich ook maar in het minst een oplichter te voelen,
wreef deze zich, toen hij weer op de weg stond, vergenoegd
in de handen. Haha, een zuiver commerciële onderneming,
zei de burgemeester. Hij zou hem eens laten zien wat een
commerciële onderneming is en aanstonds spoedde hij zich
naar de kapper. Maar daar wachtte hem een teleurstelling.
Mevrouw Van Moergraven? Nee, die is hier niet. Heeft
wel een afspraak voor tien uur een behandeling..."
Barend Heul keek op zijn horloge. „Dat is jammer," zei
hij bedrukt, „mijn trein naar Den Bosch gaat over twintig
minuten. Wilt u haar zeggen, dat Barend Heul er geweest
is? Barend Heul van Historia! Met de folklore-kalender."
„Ach, zei de kapper, „dat is iets voor de burgemeester!"
„En of!" zei Barend, „mevrouw had hem zullen geven als
kadeautje.
„Mag ik eens zien?" vroeg de kapper nieuwsgierig.
„O jawel," de vingers van Barend Heul vonden de Dom-
melveense Oudejaarsgebruiken nu zonder enige aarzeling en
de kapper verlustigde zich in de prentjes: „Hahaha, daar
heb je Pietje van der Ven. Linke jongen, hoor! En dat is
dat ouwetje van de MaalbrugNou, die mag zijn haar
wel eens laten knippen!"
„Vijf gulden," zei Barend achteloos, „en dat-ie nou dat
kadeautje mist!"
„Geef mij die kalender maar," zei Jansen, „ik zal wel
zorgen, dat-ie hem krijgt. Zelf is hij klant bij Van Beek,
maar mevrouw komt zo meteenEn hij telde vijf piek
neer in de mollige handen van Barend Heul!
Met Van Beek, de herenkapper, had Barend maar heel
weinig moeite. „Ik verwacht de burgemeester hier nog voor
de Kerst. En anders ga ik woensdag wel naar Café de Raads-
kelder. Daar komt de bridgeclub bijeen en daar is hij voor
zitter van. Geef dus maar hier!" Glimlachend vouwde
Barend Heul de twee papieren rijksdaalders ineen, die zijn
zakelijke onderneming hem wederom had ingebracht.
„Komt de burgemeester hier wel eens?" vroeg hij Blotte-
geest, die met zijn buik op de tapkast leunde. „Dat zou k
denken," zei de waard van de Raadskelder, „hij en de baron
van Vinkestein zijn mijn trouwste klanten. Ze komen hier
al tien jaar. Sedert de oprichting van de bridgeclub. Erg
genoeglijk, meneer en d'r wordt behoorlijk bij geconsu
meerd ook, geloof dat maar!"
„Weet je," zei Barend Heul, „ik had hem de folklore-
kalender willen laten zien. Hij heeft er ook zelf wat in ge
schreven
„Folklore, ja! dat is een hobby van hem! Laatst heeft hij
hier mijn hele familie-album weggehaald. Blottegeest, zei hij,
dat voorgeslacht van je interesseert me meer om wat er aan,
dan om wat er in zit! Dat zei-die, hahaha!"
„Om wat er aan zat?"
„Ja, hij bedoelde de kleren. Mijn grootouders en mijn ouwe
tante zaten er in met van die ouwe Meierijse kleren..."
„Klederdrachten," zei Barendje Heul en met een natte
vinger bladerde hij in de kalender, „ja, zie je wel: het
vijftiende blad gaat over klederdrachten. Wat is het toch
jammer, dat ik hem nou misloop! Mooi hè? Rijk-geïllus-
treerd. Spotgoedkoop! Vijf gulden maar."
„Je mot het er voor over hebben," zei Blottegeest, „maar de
burgemeester is er gek op. Weet je wat? Geef maar hier!
Hij zal zeggen: wat aardig, Blottegeest, dat je daaraan ge
dacht hebt. O, dat zegt hij beslist. En de centjes komen wel.
Daar is hij wel goed voor, hahaha!"
„Doe hem de groeten," zei Barendje nog en snel maakte
hij zich uit de voeten met de dubbeltjes en kwartjes van de
kastelein, samen de koopsom vormend voor de kalender.
„Laat ik," zei Barend Heul, „het werk nu goed timen. Het
is, zoals de burgemeester zei, een zuiver zakelijke onder
neming, maar men moet de zaak niet overdrijven. Bij het
najagen van geldelijk gewin is er geen reden om de inwen
dige mens te vergeten. Ober, een kopje koffie! En weinig
suiker, alsjeblieft."
Met een welvoldaan gezicht telde hij zijn voorraadje kalen
ders. Laat zien: een dozijntje zou helemaal niet gek zijn.
En waar laat je die? Hij noteerde de mogelijkheden: behalve
bij de baron dus nog bij de notaris, de directeur van het
postkantoor, de gemeentesecretaris, de dokter en de pastoor.
Ja, waarom die niet? Misschien ook het hoofd van de
politie... hm... is dat niet wat gortig?
„Asjeblief, meheer," zei de ober, „één koffie met weinig
suiker!" Hij bleef geïnteresseerd staan kijken naar de kalen
ders. „Ach, folklore van NederlandIk ken iemand, die
daar erg mee in zijn sas zou zijn. Wat kosten ze?" Barend
nipte aan zijn koffie. „De moeite niet," zei hij bedacht
zaam, „maar twee rijksdaalders
„Geef mij d'r maar éénJa, zie je, mijn verloofde werkt
bij de burgemeester en die is daar gek op. Bets vertelde
laatst dat hij een tientje betaalde voor een kaduke tinnen
koffiepot. Nou, m'n grootje zou hem zo in de vullisbak
hebben gestopt. En hij was er zo groos mee as een klein
kind. Ik zal zeggen: iets zeldzaams burgemeester! voor u
op de kop getikt: vijf gulden maar!"
„Als je met de dienstbo van de burgemeester vrijt," zei
Barend wijs, „dan is het zaak hem te vrind te houden,
't Wordt zo gauw laat, hè, zo zondagsavonds!"
De ober kreeg een kleur: „Nou ja, wat doe je als je jong
bent? Laatst met de kermis bv.... nou nou! Bedenkelijk.
Niet dat hij er ooit wat van gezegd heeft, hoor!"
De baron, de notaris, de gemeentesecretaris, de dokter, de
pastoor. Maar de gemeentesecretaris nu maar het eerst, dacht
Barend, want die gaat 's middags naar huis om te eten.
Helaas, hij was al te laat. De secretaris had er die dag
weinig pleizier in gehad en was wat eer naar huis gegaan.
Maar zijn hulpje, Toon Kersjes, zag er wat in. „U moet het
niemand zeggen, zei hij, „maar de burgemeester mocht wel
eens aan mijn vaste aanstelling denken. Ik zit nu al twee
jaar op weekgeld en ik wil trouwen. Geef mij nou die mooie
kalender. Ik denk, dat hem die wat gunstiger zal stemmen.
Een aanleiding voor een prettig gesprek, meneer!" en hij
legde behoedzaam de kalender in de la van zijn bureau.
„Aha, is u meneer Heul van de folklore-kalender," zei de
bode, die nog op zijn post was, „ik had al van u gehoord.
Inderdaad, hij is er nu niet. Hij heeft een conferentie in
Den Haag met al die ministers, maar hij zei: jammer dat
ik er morgen niet ben. Hij heeft nou wel niet precies ge
zegd: Pieter Bos, je moet een kalender voor me kopen, maar
het leek er toch veel op. Laat hem maar achter. Die vijf pop
schiet ik wel voor."
,,'t Hoeft niet, hoor!" zei Barend Heul nog, een beetje