wij hebben keelpijn
„Hum hum," zei Oehoeboeroe, terwijl hij bij Paulus kwam
zitten, „hum hum, goeie- hum hum -morgen hum, Paulus."
„Dag Oehoeboeroe," zei Paulus, „waarom hum jij zo?" „Om
dat," zei Oehoeboeroe en humde nog eens extra nadrukkelijk,
„omdat wij keelpijn hebben." „Zozo," zei Paulus, „dan is het
heel verstandig dat je een das draagt, Oehoeboeroe." „Inder
daad, hum," sprak Oehoeboeroe zorgelijk. „Alleen HUM
het helpt niet voldoende, Paulus." „Dat is jammer," zei
Paulus. „Denk je dat er iets is dat wél helpt tegen die keel
pijn?" „Jazeker," zei Oehoeboeroe gauw en vergat te hum
men, „een kop lekkere warme chocola." „O," zei Paulus en
er ging hem een licht op, „een kop chocola, zei je?" „Of
twee koppen," sprak Oehoeboeroe. „Misschien ook drie."
„Toe maar," lachte Paulus. „Hoeveel koppen chocola bedoel
je nou eigenlijk precies?" Oehoeboeroe draaide een beetje
verlegen met zijn uiletenen, humde nog eens vervaarlijk, zoals
hij dacht dat een uil met keelpijn hummen moest en zei toen:
„Twintig koppen, Paulus." „Nee maar," riep Paulus verbaasd,
„wou jij twintig koppen chocola opdrinken?" „Dat niet,"
sprak Oehoeboeroe, „ieder één, begrijp je wel. We hebben
allemaal keelpijn, zie je." Toen lachte Paulus in zijn baardje,
stond op en ging een grote ketel chocola klaarmaken. En van
alle kanten kwamen er hummende dieren opzetten, die dank
baar naar Oehoeboeroe keken, omdat hij het zo handig had
ingepikt.
Jean Dulieu