Wat is: STEENKOOL
49
VERZORGD DOOR HET KINDERBLAD „KRIS KRAS" TE AMSTERDAM
25
^NIEUWS
*4 LC-A/oo^a
DOOR LOES VAN DER HORST
(Slot)
In vroeger tijden heeft men van de steenkool alleen gebruikt wat er aan de opper
vlakte te zien en los te hakken viel. Maar toen begonnen knappe ingenieurs gaten
in de grond te boren met geweldig grote boormachines om uit te vinden waar nu
precies kolen waren en waar met. En als ze dat wisten gingen ze een mijn maken
om de kolen uit de grond te halen.
Zon kolenmijn bouwen is een heel werk. Eerst wordt er een put geboord, soms
wei achthonderd meter diep, recht naar beneden. Zo'n put heet een schacht. Wat
verderop komt nog een schacht en van de ene schacht naar de andere worden
onderaardse gangen gegraven, die men stut met palen of ijzeren staven voor de
stevigheid. In de grootste gangen worden de muren zelfs gemetseld, zodat ze niet
kunnen zakken. Dan wordt overal licht aangelegd, er worden pompen gebouwd
om het water, dat altijd in de grond zit, weg te pompen en er worden speciale
buizen gemaakt om de lucht te verversen. Diep in de grond wordt het namelijk
steeds warmer en als er dus niet aldoor frisse lucht wordt toegevoerd, zou het
er al gauw vreselijk benauwd zijn.
Dan begint het werk voor de eigenlijke mijnwerkers. Die hebben allemaal een
goede lamp bij zich, soms op hun pet, en een luchtdruk- of afbouwhamer-boor,
zo een die ook wel wordt gebruikt om een weg op te breken. Het is een mooie
machine en de mijnwerkers gebruiken hem om de steenkool los te hakken.
De losgehakte steenkool wordt in een schudgoot gegooid, dat is een heel lange
goot die een beetje afloopt en die voortdurend heen en weer wordt geschud.
Daarlangs glijden de kolen naar een andere plaats in de gang, dichter bij de schacht,
Boortoren