ROóe tRanen
C. WILKESHUIS
Zes, zeven mijlen ten westen van Cuzco lag het dorpje
Abancay. Hier woonde Chanca, een jongen van een jaar
of vijftien. Hij zag er stevig en gezond uit, maar dap
per was hij niet, misschien ook durfde hij niet dap
per te zijn. Dat hinderde hemzelf geweldig, maar hij
kon het niet helpen. Toen hij nog een kind van amper
vier jaar was, had hij eens op een nacht een afschu
welijke droom. Hoe die droom precies was, kon hij
zich later niet meer herinneren. Maar hij werd schreiende
wakker het was al morgen en licht geworden en
toen zijn moeder naar hem toekwam om hem te troos
ten, ontdekte ze tot haar schrik, dat hij geen gewone
tranen had geschreid, maar tranen van bloed. Dat
méénde ze tenminste, hoewel het in de hut altijd wat
schemerig was en ze zich dus best vergist kon hebben.
Haastig begaf ze zich naar de priester, die haar vertelde,
dat het een slecht voorteken was, als men rode tranen
weende. Men zou dan later erge wonden oplopen.
„Noem uw zoon Yahuar Huacac, die bloed heeft ge
weend," stelde de priester haar voor. Maar dat wilde
de moeder niet.
„Waarom zou ik mijn kind er telkens aan herinneren?"
vroeg ze.
Maar wel voedde Chanca s moeder hem heel voorzich
tig op en raadde ze hem aan zich nooit in gevaar te
begeven. En zo werd de jongen vreesachtig en toch
aldoor herinnerd aan die vreselijke gebeurtenis.
„Denk aan de rode tranen, die je hebt geschreid,
Chanca," waarschuwde ze hem, als hij iets gevaarlijks
wilde doen: bij een steile bergwand opklimmen, over
een brede kloof springen, met de andere jongens
vechten om te zien wie er het sterkste was. Eigenlijk
durfde hij dit alles best,
want hij was groot en breed
voor zijn leeftijd en lenig
als de vicuna, de wilde
berglama. Maar de sombere
voorspelling van de priester
was in zijn hart gezonken
en hij durfde de waarschu
wing, die de goden hem
hadden doen toekomen, niet
in de wind slaan. En zo, on
der de dreiging van het
noodlot en de bezorgdheid
van zijn moeder, was Chanca
bang geworden voor ieder
gevaar en het meest nog voor
zijn eigen moed.
Een tijdlang had hij, omdat hij behendig en flink van
postuur was, tezamen met de oudere jongens de lama's
van het dorp mogen hoeden. Hierop kon hij met recht
trots zijnWant niet alleen waren de lama's de enige
lastdieren, die men bezat, maar ook gaven ze leer en
vlees en mest en werden hun gedroogde uitwerpselen
als brandstof gebruikt en wat het voornaamste
was het waren heilige dieren! Men kon de gunst
van de hemel verkrijgen door ze te offeren en uit hun
ingewanden konden de priesters de toekomst voorspellen.
Chanca vond het prettig met zijn kleine kudde door
de pampa s rondom het dorp te zwerven, door het
harde, taaie gras, dat als water onder je voeten ruiste.
Maar een paar weken geleden was er iets ergs gebeurd:
één van zijn lama's was geschrokken en een eind langs
de bergwand omhooggeklommen. En hoe graag hij het
dier ook terug had willen halen, hij durfde niet,
bang als hij was, dat hij zou uitglijden op het graniet
en te pletter vallen.
Met één kostbare lama minder dan hij was uitgetrok
ken, was hij 's avonds in het dorp teruggekeerd. En
het dorpshoofd, dat de gang van zaken wel enigszins
begreep, had hem geen straf opgelegd maar hem kort
weg verboden nog langer de lama's te hoeden.
Chanca gevoelde dit als een bijna ondraaglijke achter
uitzetting. En het ergste was misschien nog wel, dat
heel Abancay het wist en hem er nu op aankeek, dat
hij zó weinig moed bezat
Maar hij was toch ook de enige, die rode tranen had
geschreid
Chanca moest dus zijn lama's, waarvan hij veel was
gaan houden, in de steek laten en werd vogelvanger.
k