Het
V*" 1 4
(^NIEUWS
22
J. DE BOER-VAN STRIEN:
OAlt N<*YO
J I
„Verveel jij je óók zo?" vroeg Jenny.
„Oooooohwas al wat haar broertje Paul ant
woordde.
Ze zaten met hun beidjes op de houten stoeptreetjes,
die voerden naar de veranda, de „porch", zoals ze in
Amerika zeggen, van hun nieuwe huis in Sacramento,
in de staat New-Mexico, waarheen ze pas waren ver
huisd, Jenny en Paul Kent, van 9 en 11 jaar. Vader
had hier werk gekregen en moeder was dolblij ge
weest met het mooie nieuwe huisje, met rondom een
stukje tuin. De eerste dagen waren de kinderen ook
echt opgetogen geweest over alles, hun eigen kamer
tje, de vrolijke lichte kleuren overal, maar raar
nu ze hier ruim een week woonden, was de opwin
ding een beetje gezakt en nu voelden ze zich vreemd
en wat alleen in de nieuwe omgeving. Ze hadden moe
der en tante Elsie, die bij hen logeerde, goed gehol
pen met het schikken van kleren en speelgoed in de
nieuwe kasten, maar mal: net of dat speelgoed óók al
onwennig stond; 't zag er zo saai uit. ze hadden
helemaal geen zin gehad om er mee te gaan spelen,
Jenny zelfs niet met Roberta, die toch haar lievelings
pop was. Paul had zelfs aan moeder gevraagd of ze
misschien wat niéuws mochten gaan kopen in de
leuke speelgoedwinkel, die ze een paar straten verder
op hadden ontdekt. „Er zijn heel goedkope dingen
bij had hij hoopvol gezegd en Jen had dadelijk
gejubeld: „O ja, mammi ik zag een poppenkamer
tje van plastic, zoóóó beel
dig Maar toen had
moeder, een beetje streng,
gezegd: „Kinderen, waar
dénken jullie aan? We zijn
pas verhuisd, dat heeft veel
geld gekost en bovendien
is er hier in huis nog van
allerlei nodig. Voor speel
goed is voorlopig heus
geen geld over, hoor! Je
hebt bovendien genoeg."
Tja daar konden ze het
dan mee doenEn nu za
ten ze hier met hun twee
tjes op de porch en allebei
dachten ze aan hun vroegere woonplaats, Denver, in de
staat Colorado, waar het wel niet zó'n mooi warm kli
maat was als hier, maar waar ze bekend en vertrouwd
waren met alles en iedereen en ze hun eigen school en
hun eigen vriendjes hadden. Natuurlijk zouden ze
hier óók naar school gaan, maar op 't ogenblik was
het Paasvakantie en hier in de buurt hadden ze nog
maar nauwelijks kinderen gezien. Er was een paar
dagen geleden wel een klein meisje voorbijgekomen,
met zwarte ponylokjes op haar voorhoofd, dat even
onderzoekend naar Jenny gekeken had, maar gezégd
had ze niets en Paul had nog geen enkele jongen van
zijn leeftijd ontdekt.
Er reed een melkauto door de straat en ze keken alle
bei op. „Dag melkboer, tot morgen, welbedankt,
hoor!" zei een hoog stemmetje en een meisje sprong
vlug en lenig uit de auto, die even gestopt had. 't Was
het meisje met de zwarte pony. Toen ze Jenny en Paul
zag zitten, kwam ze op hen af en zei vrolijk: „Hallo!"
„Hallo!" Jenny stond gauw op en liep op haar af,
ze waren bijna even groot. Hoe heet je? Woon je
ook in deze straat?" vroeg ze nieuwsgierig.
„Ja ik heet Rosella Parkins. Jullie bent zeker de
nieuwe buurkinderen?"
„Jenny en Paul Kent!" zei Paul gewichtig.
„En we vervelen ons vulde Jenny oprecht aan.
Rosella begon te lachen. „Vervelen? In de vakantie?
Hoe is 't mogelijk! Voor mij gaan de dagen veel te
(vervolg van pag. 21)
een stam of aan een grasstengel hangen. De vleugels
zakken uit en worden hard. In de avond vliegt het
dier dan weg, want het is een avondvlinder." Dat was
een heel verhaal. „Verpopt ie ook wel in een potje?",
vroeg Gerard zakelijk. „O, jawel, dan moet je wat
aarde in het potje doen en er een stokje bij zetten.
Maar gaan jullie mee naar huis, want ik word hier
drijfnat." De jongens strooiden hun deegdoosje leeg
in het water en stopten de rups in het lege doosje.
„Neem wat bladeren mee," riep Frans nog en fietste
weg. Nat, maar toch voldaan kwamen de vissers thuis.
Geen vis gevangen, maar wel iets anders, waar ze ple
zier aan hadden. De rups werd nog groter en dikker.
Iedere dag kreeg ze verse bladeren. Nu is ze verpopt
en wacht op een mooie zomer en dat kan nog heel
lang duren.