VERZORGD DOOR HET KINDERBLAD „KRIS KRAS" TE AMSTERDAM Jaap ter Haar ZOMER A VONTUUR 19 NIEUWS 'AiMHoéjia Joan woonde in een verbouwde boerderij midden in het bos. Hij was heel lang ziek geweest. Maanden had hij moeten liggen. Toch was de tijd in bed snel voor bijgegaan, want met een verrekijker had Joan iedere dag weer het bos ingetuurd om te kijken naar de ko nijnen, de eekhoorns, de vogels. En juist daardoor was Joan meer dan ooit van het bos en de dieren in het bos gaan houden. Toen Joan op een middag met de boswachter was mee gelopen, was er plotseling een koppel fazanten vlakbij hen opgevlogen om in een oogwenk tussen hoge hei, dennen en sparren te verdwijnen. „Ik ik schrok me een mik zei Joan, die was blijven staan. ,,Je was er ook helemaal niet op verdacht, hè?" zei de boswachter. „Het is maar goed dat ik vandaag m'n hond niet bij me heb. Want die was natuurlijk achter die beesten aangegaan „Zouden ze hier hun nest hebben?" „Ik denk het wel. Kom mee, dan gaan we eens kijken De boswachter stapte van het pad af en liep de aan plant in. Joan wist nog ongeveer de plaats waar hij de twee fazanten had zien opvliegen. Toch moesten ze nog aardig lang tussen de hoge hei zoeken voordat ze het nest vonden. Veel was er niet aan te zien. Alleen een kuiltje dat wat zacht gemaakt was. Een beschut klein holletje, meer niet. „Zouden ze hier hun eieren gaan leggen?" „Daar is best kans op dacht de boswachter. „Ze hebben alleen een domme plaats uitgekozen. Veel te dicht bij dit paadje „Maar er loopt hier haast nooit iemand," vond Joan. „Behalve in de vakantietijd, maar dan zullen de jon gen wel het nest verlaten hebben „Ik ga over een paar dagen eens kijken of ze hier werkelijk eieren hebben gelegd „Ja, doe dat maar. Ik ben benieuwd. Je kunt deze plek onthouden aan dat rijtje berken, zie je wel? Precies tegenover de derde berk ligt het nest op ongeveer tien passen afstand Een paar dagen later ging Joan met zijn zusje Linde een bezoek brengen aan het fazantennest. Hij wilde zien of er al eieren waren gelegd en of moeder fazant al aan het broeden was. „Nou moet je helemaal niks meer zeggen en doodstil lopen, Linde We mogen geen enkel geluidje ma ken. Anders schrikken die fazanten en dan vliegen ze misschien weg „Misschien zijn ze er niet eens," zei Linde. Maar ze sloop toch heel zacht en voorzichtig achter haar broertje aan. Het nest was leeg. Wel lagen er wat veertjes in. Joan vond dat het er bewoond uitzag. „Zullen we ons hier verstoppen om te zien of ze terug komen?" „Ja, da's best." „Dan moeten we ons wel heel erg goed verstoppen. Want als die beesten ons in de gaten krijgen, dan gaan ze heus niet naar hun huis Joan keek om zich heen. Niet ver van het nest ston den wat lage dennen. De hei was er hoog en ruig. „Laten wij daar een hol maken, Linde Als we wat dooie takken verzamelen en daar hei overheen doen, dan zal geen mens ons zien „Als die fazanten ons maar niet zien. Da's veel be langrijker vond Linde. Joan gaf haar niet eens antwoord. Die was al druk in de weer om takken en hei voor hun schuilplaats bij elkaar te zoeken. Het werd een prachtig hol. De onderste takken van

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1962 | | pagina 21