De Wondermuzikant Orpheus
DOOR ALBERTINE VAN DEN BERG
Niet alleen goden waren vroeger in Griekenland mees
ters in de muziek: ook sommige mensen wisten de
stervelingen met muziek en zang te betoveren. Zo'n
muziektovenaar was Orpheus. Zijn moeder was een
Muze, zijn vader een Thracische prins. Muzen zijn
goddelijke wezens, die mensen helpen bij het maken
van muziek, gedichten of andere mooie dingen. Or
pheus had zijn gave voor de muziek dus rechtstreeks
van de goden. Hij speelde betoverend mooi op zijn
snaarinstrument, de lier. Rotsen en rivieren kon hij er
mee in beweging brengen, wilde dieren werden mak
en zwermen vogels lokte hij van verre. Vermoeide,
zieke mensen wekte hij tot nieuw leven en gezonden
vergaten hun zorgen.
Prinses Euridice wilde dadelijk zijn vrouw worden toen
hij het haar vroeg, maar hun geluk duurde niet
lang. Toen Euridice met haar dienaressen in het veld
wandelde, werd zij door een giftige adder gebeten; zij
viel neer en stierf onmiddellijk. De verschrikte meisjes
waarschuwden Orpheus, maar hij kwam al te laat.
Hoe hij ook zong en speelde, hij kon zijn gestorven
bruid niet meer tot leven wekken. Wel begonnen alle
planten en bloemen te bloeien en de hele natuur leef
de op onder zijn muziek, het werd lente in het land,
maar Euridice verdween naar het dodenrijk en liet de
bedroefde Orpheus alleen. Hij wilde zonder haar op
aarde niet leven en besloot haarzelf te gaan halen in
de onderwereld, het verre rijk van de gestorvenen in
Griekenland. Geen levend mens kan daar binnen ko
men, want Cerberus de hond met zeven koppen be
waakt de toegang. Koning Hades en zijn vrouw Per-
sehpone, de heersers van dit schemerachtige rijk, zijn
verre van gastvrij. Zij, die op aarde wat misdreven
hebben, krijgen een zware taak in de onderwereld: de
een moet een zware steen een berg oprollen, die dan
telkens omlaag valt, de ander lijdt brandende dorst
terwijl hij voortdurend water ziet, dat hij niet kan
drinken. Ook zweven er wraakgodinnen rond met kla
gelijk huilende stemmen. Toch durfde de bedroefde
Orpheus de reis aan: hij vertrouwde op de macht van
zijn muziek en terecht. Nauwelijks heeft hij zijn lier
aangeraakt of de kwaadaardige Cerberus begint hem
te likken, de afgestorven zielen vergeten hun kwellin
gen, zelfs koning Hades en de wraakgodinnen luiste
ren naar zijn gezang. Bij allen glinsteren de tranen
van aandoening op de wangen. Nu smeekt Orpheus
zijn geliefde mee te mogen nemen naar de aarde.
Het wordt hem toegestaan op één voorwaarde: dat hij
niet zal omkijken vóór zij boven zijn.
Door de deuren van de Hades gaan zij de lange don
kere tocht ondernemen. Orpheus loopt voorop met ge
lukkig kloppend hart, wetend, dat Euridice vlak ach
ter hem loopt. Nu wordt het schemerig en daar stapt
hij in het volle daglicht, hij kan het niet meer uithou
den en kijkt om... Te vroeg! Even zag hij haar in de
nevel en toen verdween zij weer na een zwak „vaar
wel". Wanhopig liep hij haar na, maar de goden wei
gerden hem de toegang voor de tweede maal. Diep
bedroefd moet hij alleen naar de aarde terugkeren,
waar hij zijn verdere leven eenzaam bleef dwalen in
bossen en bergen met als enig gezelschap de wilde
dieren en de vogels, die altijd nog naar hem luister
den. Na zijn dood werd zijn lichaam aan de voet van
de berg Olympos begraven waar tot op heden de
nachtegalen mooier zingen dan waar ook ter wereld.