EEN SCHILDPAD KOMT UIT HET El de Griekse landschildpad 33 NIEUWS Veel dierenwinkels hebben in het voorjaar een stuk of wat schildpadden in de etalage. Meestal zijn het Griekse landschildpadden. Aan de naam hoor je al, dat ze hier bij ons niet thuis horen. Neen, deze soort houdt van warmere streken, zoals Zuid-Italië, Dalmatië en de Griekse eilanden. In de lage landen langs de Donau komt hij ook voor, evenals in Turkije, op Corsica, Sardinië, Sicilië en de Balearen. Zoek deze plaatsen maar eens op in een atlas. De Griekse schildpad zit het liefst in een dicht begroeide omgeving. Hij vindt het ook heerlijk om te zonnen. In deze zuidelijke landstreken kan de zon heel warm zijn, maar de schildpadden kunnen er uren lang zonnebaden. Zij hebben er geen hinder of nadeel van. Tegen de winter kruipen ze onder de grond om daar in winterslaap te gaan. Begin april komen de schildpadden weer te voorschijn. De dieren zijn dan erg vermagerd en moeten flink eten om weer sterk te worden. Ze eten allerlei sappige planten en vruchten. Ver der doen ze hun maaltje met slakken, wormen en insecten. In mei of juni zoekt het wijfje het zonnigste plekje op dat ze kan vinden. Hier maakt ze met haar achterpoten een kuiltje in de grond en legt er 8 CjneWsa -sohijcdpacl tot 15 ronde, witte eieren in. Deze eieren zijn zo groot als een kleine noot en hebben een harde schaal. Het kuiltje wordt zorgvuldig met aarde dicht gemaakt. Dan kruipt moeder schildpad weer weg en bekommert zich niet meer om haar eieren. Op een van de eerste regendagen in september ko men de kleine schildpadjes uit. Ze zijn zo groot als een halve notedop. De kleine diertjes zorgen da delijk voor zichzelf. Dat moet ook wel, want schild- paddenmoeders kijken niet naar hun jongen om. De diertjes groeien heel langzaam en worden niet groter dan 14 tot 16 cm. Ze wegen dan ongeveer een halve kilogram. Laten we nu eens zo n schildpad van de dieren handelaar beter bekijken. Het eerste dat je opmerkt is het bolle rugschild, dat uit plaatjes bestaat even als het buikschild. Alleen kop, poten en staart ste ken uit het pantser. Bekijk de poten eens. Ze hebben geen zacht vel- (vervolg van pag. 32) me hebben afgeleerd. Niets ervan hoor, ik vind die plank alleen nóg fijner dan de achterkant van de fluwelen stoel. Maar soms vergeet ik, dat die plank er staat en dan begin ik toch maar weer aan het ribfluweel. Dan moet je ze horen. „Stoute poes, mag dat?" roepen ze dan. „Vooruit naar je plank!" Dan doe ik net of ik niets hoor en ik krab lekker verder. Dan pakken ze me meestal op en dragen me naar de plank. Daar zetten ze me dan neer en zeggen: „Die moet je hebben, dom beest. Pas op, als je het weer doet, hoor!" Natuurlijk denk ik er dan niet over om maar verder te gaan met die plank. Het plezier van het rekken is er dan al lang af; ik ben gewoon uitgerekt. Dan ga ik me maar weer wassen. Dat doe ik meestal als ik een standje heb gehad. Gewoon me gaan zitten wassen en net doen, of er niets aan de hand is. Zo ben ik nu eenmaal! (Ik kom terug!)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1962 | | pagina 35