Het vredige feest
Hij had vele keren in zijn leven kerstfeest gevierd,
vreugdevol en soms onder minder prettige omstan
digheden. Als hij terugdacht aan deze feestdagen
in zijn jeugdjaren, werd het ouwe Jan warm om
het hart. Ze bleven in zijn herinnering voortleven
als glanzende en gelukkige tijden. Zelfs nu kon
hij zich niet indenken, dat er iets aan had ont
broken.
Ja, het kerstboompje was klein; de geschenken
navenant en een enkele keer was er zelfs geen en
kel cadeautje voor de kinderen. Ouwe Jan's vader
en moeder leefden in een andere tijd dan hun zoon
nü. Maar in het huisje was vreugde, als het oudste
zusje de kaarsen mocht gaan ontsteken; kaarsen,
die precies waren afgeteld. Zij zongen kerstliederen
en het scheen, alsof iedereen gelukkig was. Moeder
en vader waren ook blijer. Zó scheen het ouwe
Jan nu nog toe. Hadden ook zij blijde herinne
ringen?
„In mijn herinnering ontbrak er toen niets aan,"
dacht ouwe Jan. „Ik had nog geen weet van al de
narigheden op de wereld en daarom zijn mijn voor
stellingen té gekleurd. Ik was kind èn gelukkig.
Nog zie ik moeder, vader, broers en zusters samen
om de verlichte kerstboom, die in mijn gedachten
tot de lage zolder reikte en een groot licht uit
straalde. Wat kan een kind toch overdreven voor
stellingen maken. En toch blijven het in mijn ge
dachten dagen van geluk. Vreemd, erg vreemd!"
Ouwe Jan mijmerde verder. Hij was nu 71 jaar en
alleen op de wereld. Nee, niet alleen. Twee kinde
ren waren geëmigreerd. Jaren geleden al. Hij had
ze daarna niet meer gezien, maar regelmatig schre
ven zij elkaar. Ouwe Jan was er gelukkig mee,
vooral met de eerste hanepootjes van zijn klein
kinderen.
In zijn brieven zegde hij alles uit: hoe droevig het
was, toen zijn vrouw overleed. Zijn derde en jong
ste zoon ging heen. Ouwe Jan klaagde zijn leed
aan de levenden in het verre land. Daar trachtten
jonge Jan en Marie in hun antwoord troostwoor
den te vinden om de eenzaamheid en het leed van
vader draaglijker te maken. Zó'n brief deed ouwe
Jan goed, maar de nog nooit vervulde en steeds
herhaalde belofte van overkomst deed pijn. „Nu
kan het nog niet, maar misschien komen wij het
volgende kerstfeest bij u vieren, met de kinderen,"
stond er al zo vaak in de brieven.
Even gaf het hoop en vreugde, maar diep in het
oude hart leefde de angst, want een jaar is lang
voor een eenzame, oude man.
Mèt de tijden was ouwe Jan's kerstviering ook ver
anderd. De kerstboom was groter geworden. Het
warme kaarslicht was door elektrisch vervangen en
het duurde lang eer hij vrede ermee had.
„Vroeger was het lieflijker," dacht hij, zoals zovele
zaken hem mooier toeschenen in zijn herinnerin
gen. Diep in zijn hart wist hij wel, dat die beelden
overdreven mooi in zijn geest bleven voortleven,
dat er in zijn ouderlijk huis niet in weelde was
geleefd en daar evenveel leed was gepasseerd als ach
ter elke deur waar mensen wonen.
Er waren thuis vaak slechte tijden, vooral 's win
ters. Hij herinnerde zich, dat moeder en vader soms
zuchtten, als zij - na een karig maal - even de han
den in de schoot legden. Maar Jan - jong en zonder
zorg - wist tóén niet, dat elke zucht een gebed was.
Een woordloze bede om de slechte tijden te doen
voorbijgaan. Later wist hij van zorg en leed even
veel af. En toch werd de glans van vroegere kerst
feesten er niet door verminderd. Die was en blééf.
Ouwe Jan glimlachte en vroeg zich af: „Hoe kan dat
toch? Kennis dragen van veel leed en blijvend de
herinnering in zich omdragen van een ongeschon
den feeststemming?"
Toen hij ouder werd, leerde Jan ook de zorgen in
het eigen gezin kennen, maar de glans uit vroegere
dagen bleef onverminderd bestaan. Vele keren
werd het kerstfeest in zijn eigen huis gevierd. Elk
jaar stond er de boom. Eerst nog met kaarsen,
daarna - de kinderen wilden het zo graag - met
elektrisch licht. Hij zag de blijde glans in de ogen
van zijn kinderen, hij hoorde hun opgewekt ge
keuvel en luisterde naar de oude, bekende liederen.
Zijn gezin werd langzaamaan weer kleiner. Twee
kinderen - Jan en Marie - trouwden en vierden het
feest in eigen kring. Zij nodigden vader en moeder
uit onder hun boom het feest te komen vieren.
Daar ontdekte ouwe Jan al spoedig dezelfde glans
in de ogen van zijn eerste kleinkind. Het gaf hem
vrede en vreugde. Het leek op vroeger. Zacht neu
riede hij de oude liederen mee.
„Het is dus echt en onvergankelijk voor ieder jong
geslacht," dacht hij.
De oudste zoon en dochter emigreerden. Ouwe Jan
en zijn vrouw brachten hen naar de boot die hen
wegvoerde. Er werd in het huis enkele dagen wei
nig gesproken.
Spoedig daarna stierf zijn vrouw en de jongste
zoon volgde zijn moeder na enkele maanden. Ouwe
Jan was alleen.
„Nu toch kerstfeest vieren? Na al dit leed?", vroeg
hij zich af.
„Ik wil het toch volhouden. Het heeft mij al zo
vele keren vredige uren geschonken. Ik vier het
alleen en ik schrijf aan de kinderen, dat ik op mijn
71-ste jaar alleen kerstfeest zal vieren, wetende,
dat verweg door kinderen en kleinkinderen aan mij
wordt gedacht. Dan zal het zijn alsof ze aanwezig
zijn. Ik zal er op aandringen dat zij beslist het
volgende jaar met kerstmis moeten overkomen."
De Directie wenst alle personeelsleden een prettig Kerstfeest en een pelukkip Nieuwjaar
S3
S3