ANGSTIG AVONTUUR
op de Wadden
een ware geschiedenis verteld door H. Th. de Booy
(^NIEUWS
22
Aan de Noordkust van Friesland ligt,
geleund tegen de brede, hoge zeedijk,
het kleine gehucht Moddergat, even
beoosten het dorpje Wierum.
Het zeilscheepje op het Wierumer
kerkje is een berinnering aan de ramp,
die de Wierumer Moddergatter vis
sersvloot trof in het jaar 1883 toen zij
door een zware storm werd overvallen.
Vele vaartuigen gingen met man en
muis verloren, 84 vissers verdronken
en er kwam rouw over menig gezin.
Deze slag is de visserij aan de Noord
oostkust van Friesland nimmer te
boven gekomen en geleidelijk vermin
derde ook in Moddergat het aantal
vissersvaartuigen. In 1877 werd te
Moddergat een roei- en zeilredding-
boot gestationeerd, maar toen deze
boot in 1942 overbodig was geworden,
omdat Schiermonnikoog een motor-
strandreddingboot had gekregen, die
op het Waddengebied meer kon pres
teren dan de roeireddingboot van
Moddergat, werd dit reddingstation
opgeheven. De schipper van deze boot,
de bijna 70-jarige G. S. van der Zee,
betreurde de maatregel, maar begreep
wel, dat er voor zijn boot geen taak
meer was. Van der Zee, een geharde
garnalenvisser, had z'n hele leven op
de Wadden gezworven en kende ieder
geultje, iedere ondiepte. Toen z'n
zoon Klaas nog een jongen was, ging
hij dikwijls mee met zijn vader en hij
voelde zich ook thuis op het water.
Er was echter in de visserij geen toe
komst meer en Klaas trok naar Am
sterdam, waar hij opklom tot chef
bode van de Nederlandsche Bank.
Zijn vakantie bracht hij dikwijls te
Moddergat door en dan zwierf hij met
een zeilsloepje over de Wadden om te
vissen. Zo ook op 9 september 1954.
Het was buiig weer met krachtige
westzuidwesten wind, maar de 43-
jarige Klaas van der Zee liet zich
daar niet door weerhouden. Des och
tends 9 uur koos hij met een 5 m lang
sloepje zee. „Ik ga vissen op de En-
gelsmanplaat," zei hij tegen z'n vrouw.
In de geulen van deze op 7 km be
noorden Moddergat los tn zee liggen
de zandbank kon je immers dikwijls
vette botjes vangen! De tocht naar
Engelsmanplaat verliep vlot, maar
inmiddels was het harder gaan waaien.
In de namiddag, toen de vloed goed
doorstond, zeilde hij terug. De zee
was ruw geworden en Van der Zee
had al z'n aandacht nodig om tegen de
korte steile golven wind tegen
stroom op te werken.
Kwart over drie, even beoosten En
gelsmanplaat raakte bij het wenden de
fok onklaar en een plotselinge ruk
wind deed de sloep omslaan. Van der
Zee kon de sloep nog net grijpen, zag
kans z'n lange rubberlaarzen uit te
schoppen en zich van z'n boven
kleding te ontdoen. Dankzij de sterke
vloed dreef het vaartuigje, ondanks
harde wind tegen, om de Zuid.
Toen Klaas van der Zee tegen donker
worden nog niet thuis was, belde zijn
vrouw de kustwacht te Schiermonnik
oog op om te vragen of de uitkijk het
sloepje soms ook had gezien.
Een ongeluk werd gevreesd en nu
werd de bemanning van de Schier-
monnikoger motorstrandreddingboot
Johan de Witt gealarmeerd. De grote
tractor Zeeschildpad reed de op een
wagen met rupsbandwielen staande
reddingboot naar heit westerstrand,
waar zij werd gelanceerd.
De schipper van de Johan de Witt,
de 68-jarige J. Y. Teerdstra, was op
de Wadden even goed thuis als op
Schiermonnikoog waar hij een groen
tewinkel dreef.
De motorreddingboot Insulinde van
Oostmahorn lag in reparatie, maar
deze boot had te veel diepgang om op
de Wadden te kunnen zoeken, zodat
dit écht een karwei was voor de Jo
han de Witt, een boot van 9 m lang
met een diepgang van slechts 60 cm.
Inmiddels had men te Moddergat wei
nig hoop meer op een goede afloop.
Te 7 uur 's avonds vond een motor
barkas van Domeinen het omgeslagen
sloepje op de rand van het wad, de
Moker genaamd, 2 km benoorden
Moddergat. Geen spoor van Klaas van
der Zee. De lege sloep werd omge
keerd en op sleeptouw genomen.
Half tien 's avonds arriveerde de bar
kas met sloepje te Oostmahorn en
direct werd Moddergat opgebeld. De
jobstijding veroorzaakte grote ont
steltenis te Moddergat. Spoedig kwam
de broer van Van der Zee in Oost
mahorn en direct herkende hij het
sloepje
Dat zijn bericht in Moddergat het
laatste sprankje hoop deed verdwijnen
is wel te begrijpen
Schipper Teerdstra zocht intussen met
de Johan de Witt langs de rand van
de Engelsmanplaat. Een man bedien
de het zoeklicht, maar het sloepje
werd niet gevonden. Het was een don
kere nacht, de wolken hingen laag en
de wind zweepte de golven op. De
flits van de Schiermonnikoger vuur
toren was het enige licht, dat men
zag. De kans om Van der Zee nog te
redden leek uitgesloten, maar schipper
Teerdstra meende, dat er nog één
mogelijkheid was. Op de Engelsman
plaat stond immers een groot ijzeren
baken en hier was, op 3 meter
boven de grond, een houten vlucht-
huisje voor schipbreukelingen aange
bracht.
Van der Zee zou misschien kans heb
ben gezien het huisje te bereiken,
dacht hij. Hij voer regelrecht op de
plaat af en toen de voorsteven zich
in het zand boorde, sprongen twee
man overboord. Deze kregen de op
dracht de hele plaat af te zoeken en
ook in het huisje te kijken. Teerdstra
zette de keerkoppeling op achteruit,
de Johan de Witt kwam los en nu
koerste hij naar de Wadden bezuiden
de Engelsmanplaat. Ook hier werd
niets gevonden. Toen hij na geruime
tijd terugkeerde naar de Oostkant van
de plaat om de beide mannen weer
aan boord te nemen lag hier de barkas
de Monnik van de firma Wagenborg,
die ook aan het zoeken was geweest.
De Monnik had een sterk - zoeklicht
aan boord en dit werd op de plaat
gericht. Ineens kreeg men de gele