1
Nederlandse Spartorpedoboten van de serie „I" t/m „XII"
Uit Memoriaal van de Marine. Ned. Hist. Scheepvaart Museum, Amsterdam
vaarwel gezegd; de Marinewerf te Amsterdam
bouwde na de „Nobo" geen torpedoboten meer.
Voor de torpedobootbouw bleven slechts de Ko
ninklijke Maatschappij „De Schelde" te Vlissingen
en het Etablissement „Fijenoord" over.
Een geheel nieuw type van behoorlijke afmetingen
werd op stapel gezet. De eerste drie, „Ophir",
„Pangrano" en „Rindjani" kwamen van de werf
van Yarrow in Engeland, de overige drie, „Sme-
roe", „Tangka" en „Wajang" waren Fijenoord-
producten. Zij stonden te boek als bouwnummers
187, 188 en 189. Van de beide laatste is bij dit
artikel een afbeelding te vinden. Voor het eerst
werd in onze K.M. geschut van zwaarder kaliber
op torpedoboten gemonteerd. Op de foto van de
„Wajang" zijn de beide 5 cm kanons duidelijk te
onderscheiden. Van de drie draaibare dekhuizen
waren twee aan Bakboord en Stuurboord vóór de
voorste schoorsteen geplaatst en één op het achter
schip. De boten verplaatsten 121 tot 124 ton en
50
waren 46,48 meter lang en 4,686 meter breed. Bij
een vermogen van ruim 1900 ïpk liepen zij een
hoogste vaart, die lag tussen 24,5 en 25,61 knoop.
De „Wajang" kwam in 1913 gedurende een lan-
ceeroefening in aanvaring met het pantserschip
„Piet Hein", dat als doelschip voor de lanceer-
oefening diende.
De jonge commandant van de torpedoboot voerde
zijn opdracht zó realistisch uit, dat zijn 22 mijl
varend schip de „tegenstander" ramde. De boeg
van de „Wajang" werd tot spant 7 (van voren ge
rekend) omgezet, doch na het oppikken van de
gelanceerde torpedo stoomde het scheepje op eigen
kracht naar Nieuwediep.
De commandant werd niet gestraft. Het élan waar
mede hij zijn opdracht uitvoerde vond alom waar
dering. Men hoopte echter dat, althans in vredes
tijd, zijn voorbeeld niet te vaak gevolgd zou worden.
A. v. D.