achtige stenen graven en tempels had opgericht. Het zwer ven zat hen nu eenmaal' in het bloed De tocht van Kamarra en zijn groep was minder avontuur lijk geweest dan die van zijn voorvaderen. Bepakt en bezakt met levensmiddelen, wapens, gereedschappen en huisraad, de kudden voor zich uitdrijvend, waren ze westwaarts getrok ken en hadden spoedig een soort zand-eiland bereikt, dat uit de drassige omgeving oprees en met zijn heuvels en begroeiing wel wat aan Drente deed denken. Verder konden ze trouwens niet gaan. Daar lagen uitgestrekte klei- en veen- moerassen, waardoor de grote rivieren langs onbestemde beddingen, tussen kreken en geulen en stille meertjes naar zee stroomden. Achter dit moeras kwam nog een lange duintong van scherp zand, waar niets wou groeien. En daarachter golfde de zee. „Je moet een nieuw begin durven maken zei Kamarra weer. Er moesten kuilhutten voor de levenden komen, en een stenen huis voor de doden. De kuilhutten waren betrekkelijk vlug klaar, maar de grafkelder gaf heel wat meer moeite. Onder aanvoering van Kamarra had men eerst grote keien opgespoord en ze toen -rollend over boomstammen aan zelen van leer en gedraaide boombast naar een diepe kuil in het zand gezeuld. Hier werden ze in twee rijen gelegd, zo dat ze tezamen een soort kamer vormden. Eroverheen wer den twee kolossale dekstenen geschoven en de spleten vulde men aan met kleinere keien. Het hele bouwwerk werd nog overdekt met zand en plaggen, en toen was het gereed. Ter gelegenheid van de goede afloop van het zware karwei moest er een plechtig feest worden gevierd. De vrouwen bakten koeken van wilde gerst, die hier volop groeide, be streken ze het honig en belegden ze met vruchten. De krui ken met honingwijn, die men uit het oude vaderland had meegenomen, kwamen voor de dag. Maar vóór het feest begon, haalde Takawari haar beker uit de geheime bergplaats te voorschijn. ..Hier moet je vandaag uit drinken, Vader!" zei ze tegen Kamarra, en ze hield hem de beker voor, die de vorm had van een bloemkelk. „Hij is voor jou alleenKijk maar, je teken staat eronder!" Kamarra nam het vaatwerk voorzichtig in zijn ruwe hand, en bekeek het met bewondering. Toen zei hij: „Ik dank je wel, TakawariIk ben trots op zo'n dochterHet nieuwe hunebed en de nieuwe beker, ze horen bij elkaar!" Een paar maanden later echter kwam Kamarra om het leven. Hij was in een boot uitgegaan om met zijn net vissen te vangen in de stromen, die in de verte lokkend lagen te glan zen. Onverwacht was er een zware storm opgestoken, het kleine vaartuigje was omgeslagen, en Kamarra, die toch een goed zwemmer was, raakte met zijn benen verward in de waterplanten en was verdronken. De mannen van de stam vonden enkele dagen later zijn lijk op het strand en brachten het naar het dorp. „Hij is als een man gestorven," zei Moeder Miaki getroost. „Vol vertrouwen kan hij de reis maken door het land van de schaduwen. Wij zullen hem alles meegeven, wat hem toe behoort, en iedere dag, Takawari, brengen we hem een schotel voedsel en een kruik vers water." Takawari had tranen in de ogen. Zij zou haar vader nóóit meer, sterk en breed als hij was geweest, door het dorp zien lopen. Ze zou zijn vertrouwde stem niet meer horen en niet meer merken hoeveel hij van haar hield. „Het water moet hij drinken uit zijn eigen beker, Moeder, de mooie, die ik voor hem heb gemaakt, toen het hunebed klaar was Er was geen kloof tussen leven en dood. maar wél een brug. Zolang het lichaam niet was vergaan, leefde de dode eigen lijk voort, al was het op een andere wijze dan toen hij zich nog onder de mensen bewoog. Zijn ziel, zijn geest dwaalde rond in de buurt van het hunebed, waarin hij was begraven. Daarom kreeg Kamarra ook zijn wapens mee en verzorgden Moeder Miaki en Takawari hem nog als iemand, die niet voorgoed afscheid had genomen en die nog honger kende, dorst en kou. Op de avond van een kille herfstdag had den Miaki en Takawari in de grafkelder zelfs een vuur aangelegd, om de dode te verwarmen. Maar na afloop van een vastgestelde tijd hield de ver zorging op. De dode verliet de woonplaats van de mensen, en hij ondernam zijn grote, geheimzinnige reisWaar heen? Waarheen? De leden van de stam hielden een offermaaltijd bij de be graafplaats. De wapens van de dode werden gebroken, de potten en de schalen sloeg men stuk. Hij had ze niet meer nodig, en ze zouden aan niemand anders toebehoren. Zelf sloeg Takawari de kunstige beker aan scherven. De stukken rood aardewerk, bespikkeld en bestreept met de witte versieringen, lagen verspreid op de bodem van het hunebed De volgende morgen stond Takawari op de top van een zandheuvel, die uit de zee omhoogstak. De hemel was effen blauw, het water en het lage land vloei den ineen en glansden in het klare licht. Zij behoorde ook tot het volk, dat de verten liefhad. Ze keek tot de horizon en ademde diep de zuivere lucht in. Haar vorige beker lag aan gruizels in het hunebed Was haar volk niet steeds verder getrokken? En had haar vader niet het oude land verlaten om hier een nieuw te zoeken Toen keerde ze zich om, liep naar het dorp terug, nam een brok klei en begon een bodem te maken voor een nieuwe beker. 55 BaiN&KdNinC

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 57