lekker slordig bij, in een ribfluwelen jasje en
een sporthemd. Hij heeft me vanochtend gezegd:
„Er zijn mensen van wie je nooit hoort en die
verantwoordelijkheden dragen die men niet mag
onderschatten". Hij zei er precies bij wat hij be
doelde: „Straks vaart die „Avedrecht" ergens,
stampvol met olie. Dan staat er bijvoorbeeld een
derde stuurman op de brug en doet een derde ma
chinist beneden dienst. Hoe oud zijn die mannen?
Drie- of vierentwintig. En dan zijn zij verant
woordelijk voor zo'n heel schip. Dan laat die jonge
knul beneden die 16.000 PK te voorschijn komen
uit de machinekamer en dan neemt een jongeman
op de brug beslissingen over uitwijkmanoeuvres,
alleen in gezelschap van een roerganger. Voor die
kerels heb ik respect".
„I like it"
Mijn papiertjes, volgeschreven op de „Avedrecht",
vertellen nog veel meer. Hier, ik lees u een ander
stukje voor: - Op de brug heb ik televisie gezien.
Niet om Ageeth Scherphuis te bewonderen, maar
om de neus van de „Avedrecht" en het water ervoor
te zien. Twee Duitsers zijn steeds bezig alles bij te
stellen. In de mast zit een camera en in de stuur
hut staat de ontvanger. Ze zijn niet vlug tevreden.
Toen ik dacht: mooi scherp beeld, sleutelden zij juist
alles weer open om de zaak bij te stellen. Het is
een experiment, heeft men me verteld; als het be
valt, gaan ze het misschien meer doen".
En beneden op dat geweldig lange voorschip van
de „Avedrecht", waar alles zilverkleurig is en waar
je denkt door een klein Pernis te wandelen, - daar
liep ik tegen pompman B. Williams op. In Mid
delburg woont hij, in Suriname werd hij geboren.
Hij doorspekt zijn woorden met Engels. „U smookt
niet", was zijn eerste vraag. Neen, zei ik. „Kijk,
sigarettenrokers op een tanker kan I niet gebrui
ken. Van the moment af de ship vaart, weg die
sigaretten tussen de tanks".
Of pompman Williams van een tanker houdt?
„Jawel, we varen, we gooien de ship vol, we varen
weer, we gooien hem leeg. Dat is een tanker. Soms
ben je een jaar of so weg, maar you weet dat voor
uit. I like it".
Opa's pijp
We waren op weg naar Vlissingen, dat wist ik.
„Als we daar aankomen moeten we 38 voet gelijk-
I as tig liggen", had me de heer H. Heykoop ge
zegd. Hij is baas-bankwerker en tegen een baas
bankwerker zeg je dan niet: En wat is dat precies,
die 38 voet dinges? Ik knikte en liep tegen de heer
C. J. de Booy op. Alweer een bankwerker, bij de
afdeling Nieuwbouw. Hij stond maar te kijken in
die 33 tanks, die elk 3300 ton olie gaan bevatten.
Ik keek mee en zag water tegen de treden van een
ijzeren trap staan. Ballast?, begreep ik en de heer
De Booy knikte. „Ik moet precies weten hoeveel
voet het water per uur stijgt, want als ie gaat tip-
Zo zag fotograaf Bob Kuhry de Avedrechtop zee vanaf de sleepboot Gele Zee.
3