eens voor dat al haar duizend stekels door haar mooie
witte bruidsjapon zouden heensteken, als ze per on
geluk eens kwaad werd. Dat zou verschrikkelijk zijn!
Om al deze redenen had ze besloten naar O Zo Wijze
Uil toe te gaan, die misschien wel een middel zou
weten tegen haar driftigheid. O Zo Wijze Uil zat op
zijn boomtak, waarop hij het grootste gedeelte van de
dag geslapen had en hij was juist wakker voordat Pin
netje driemaal tegen de boom klopte. Hij geeuwde en
vroeg:
„Wie is daar?"
„Pinnetje," zei Pinnetje en ze legde O Zo Wijze Uil
uit waarvoor ze was gekomen.
„Driftigheid is een slechte eigenschap," zei O Zo
Wijze Uil. „Wat kunnen we daar nu aan doen?"
Hij dacht diep na en zei vervolgens:
„Je moet twee dagen en twee nachten helemaal alleen
in het bos gaan wonen. Dan wordt je vanzelf wel rus
tig en dan wordt je nooit meer kwaad."
„Helemaal allèèn?" vroeg Pinnetje. „O wat erg!"
„Je bent toch al een grote meid," zei O Zo Wijze Uil,
„en bovendien: je kent het bos als je eigen zak, niet
waar
„Ik heb nooit zakken in mijn jurken," zei Pinnetje.
„Nou ja, bij wijze van spreken," zei O Zo Wijze Uil.
En dus ging Pinnetje twee dagen en twee nachten hele
maal alleen in het bos wonen. Eerst vond ze het toch
wel een beetje angstig, maar daarna werd ze zó rustig,
dat ze dacht dat ze nooit meer kwaad zou worden.
Ze ging weer terug naar haar ouders en zei dat ze
nooit meer kwaad zou worden. De volgende dag ech
ter kwam ze Prikprik tegen, het egelmeisje dat negen
honderdvijftig stekels had en die stak haar tong
tegen Pinnetje uit. Maar Pinnetje werd niet kwaad.
Zelfs toen Prikprik een lange neus tegen haar trok,
werd ze niet kwaad. Maar toen Prikprik zei:
„Huh, die Pinnetje met haar duizend stekels, daar zijn
zeker tweehonderd valse stekels bij,"
werd Pinnetje zó kwaad, dat al haar stekels overeind
gingen staan, dwars door haar mooie jurk heen.
„Lelijke Prikprik," riep Pinnetje uit en bedacht dat ze
wèèr kwaad was geworden, maar nu was het te laat.
Ze ging naar O Zo Wijze Uil toe en vertelde hem, dat
het allemaal niets geholpen had.
„Het kwaad zit diep," sprak O Zo Wijze Uil. „Wat
kunnen we daar nu aan doen? Wacht eens, ik weet
het. Je moet naar Kees de Kikker gaan, die bij het
meer woont en je moet les in zwemmen gaan nemen.
Dat is hèèl goed voor driftige egels."
En dus ging Pinnetje naar Kees de Kikker en kreeg les
in zwemmen. Eerst kon ze er niets van en toen zwom
ze met de schoolslag en toen met de vlinderslag en
toen met de egelslag en Kees de Kikker zei, dat hij nog
nooit zo'n leerling had gehad. Als ze nu alleen de kik
kerslag nog zou leren, dan zou ze alles van zwemmen
afweten. Pinnetje leerde daarom ook nog de kikker
slag, wat heel knap is voor een egel en ze was nu zó
kalm geworden door al dat koude water, dat ze dacht
dat ze nooit meer kwaad zou worden.
Maar na de laatste zwemles kwam ze Prikprik weer
tegen, het egelmeisje met de negenhonderdvijfig
stekels en Prikprik zei:
„Pinnetje, ik weet zeker dat je wel vijfhonderd valse
stekels hebt!"
Maar Pinnetje werd niet kwaad. En daarna zei Prik
prik:
„En ik zou nooit met die slome egel Hèhè willen trou
wen. Hij is veel te lui om iets te doen."
Daarop werd Pinnetje zó kwaad, dat ze al haar stekels
opzette en al haar duizend stekels weer door haar jurk
heenstaken.
„Daar is niets van waar, lelijkerd," riep ze uit en
merkte daarna dat ze toch weer driftig was geworden.
Ze liep naar huis en huilde bij haar vader en moeder.
„Wat moet ik nu doen?" snikte ze, „ik word steeds
maar weer kwaad en het duurt nu nog maar twee
weken voor ik met Hèhè trouw."
Vader en Moeder Egel wisten er niet anders op dan
dat ze maar voor de derde keer naar O Zo Wijze Uil
moest gaan. Dat deed Pinnetje en met snikken in haar
stem vertelde ze O Zo Wijze Uil, dat het allemaal
niets geholpen had.
O Zo Wijze Uil echter had helemaal geen medelijden
met haar.
„Nu weet ik het ook niet meer," zei hij ongeduldig.
„Als die zwemlessen ook al niet helpen, dan is er niets
in de hele wereld dat je helpen kan. Je bent het aller
domste egelmeisje dat ik ken. Ik heb je twee keer een
Wijze Les gegeven en het was gewoonweg aan je ver
spild O wat ben jij domJe bent bijna net zo dom als
je er uitziet!"
Pinnetje kon het niet helpen, maar ze voelde dat ze
weer kwaad werd.
„Ik ben helemaal niet dom," zei ze. „Die Wijze Les
sen van u deugen niet. U bent geen O Zo Wijze Uil,
u bent een O Zo Domme Uil
„Wat zeg je me daar!" riep de uil uit. „Durf je dat
tegen MIJ te zeggen, de wijste uil van de hele wereld?
Durf je dat tegen MIJ te zeggen SchandeSchande
Uit mijn ogen! Vooruit! Maak dat je wegkomt!"
En O Zo Wijze Uil was nu een O Zo Kwade Uil ge
worden, want hij schuimbekte van woede.
„Oooooooch," zei Pinnetje verbaasd, ,,u bent kwaad.
U bent net zo kwaad en driftig als ik altijd ben."
,.Eh, eh, zei O Zo Wijze Uil, „een kleine vergissing."
Maar Pinnetje lachte en zei:
„Neemt u me maar niet kwalijk, O Zo Wijze Uil, u
bent werkelijk wijzer dan al de uilen van de hele
wereld."
Lachend liep ze naar huis en vertelde dat de uil wel
net zo kwaad, of eigenlijk nog vèèl kwader kon wor
den dan zijzelf. En sinds die tijd was ze nooit driftig
meer of alleen maar een klein beetje. Want als ze
voelde dat ze driftig werd, dan dacht ze aan O Zo
Wijze Uil en dan begon ze te lachen.
En toen ze trouwde met de kalme jonge egel Hèhè
vierden alle dieren de bruiloft. Alleen het egelmeisje
Prikprik dat maar negenhonderdvijftig stekels had,
zette al die stekels op van kwaadheid, zodat haar
mooie jurk nergens meer voor deugde.
21