■"1 4 (een verhaal uit Lapland Naverteld door MARGREET BRUIJN „Kom maar hier! Je behoeft niet bang te zijn! Ik zal je geen kwaad doen!" Nu, bang was de oudste broer ook niet, want hij had geen kwaad gedaan. Hij verstopte de vos en liep toen naar de rots waar de zeemeermin op hem zat te wachten. Ze lachte hem vriendelijk toe en zei: „Dank je wel, voor wat je gisteren voor mij gedaan hebt. Ik zal het nooit vergeten. Ga maar op mijn rug zitten en duw je neus en mond in mijn haar, zodat je geen water naar binnen krijgt." Nu, dat deed de jongen en vlug dook de zeemeer min in de zee. Toen schoot ze als een vis naar de diepte en weldra waren ze op de bodem van de zee. En hier was het wonder-, wondermooi! Er groeiden de prachtigste planten, met bloemen zo als er op de aarde nooit te zien zijn. Er lagen schelpen, waaruit hemelse muziek klonk. Het zand was warm en zacht en overal kropen en liepen wonderlijk gekleurde zeedieren. Er was geen wa ter, daar op de bodem van de zee en het was zo licht, alsof de zon helder scheen: De jongen keek zijn ogen uit, maar de zeemeermin nam hem vriendelijk bij de hand en lachte zacht. „Kom maar mee," zei ze met haar zingende stem, „dan breng ik je naar het paleis van mijn vader!" Ze liepen over het zachte, warme zand, langs de wonderlijke planten en bloemen en kwamen bij een kasteel, waar je zomaar doorheen kon kijken, met een dak van de mooiste schelpen. Daar woonde de zeemeermin. „Luister nu goed," sprak ze, voor ze het paleis bin nen gingen. „Mijn vader is zo sterk als een reus en zeker zal hij willen proberen, hoe sterk of jij bent. Hier is een anker van het dikste ijzer. Wan neer hij je nu een hand wil geven, steek hem dan dit anker toe. Dat ziet hij toch niet!" Toen gingen ze het paleis binnen en de zeemeer min bracht de jongen bij haar vader. „Goedendag!" zei de vader van de zeemeermin. „Goedendag!" zei de jongen beleefd en stak hem het anker toe. De zeemeermin-vader greep het anker met zulk een kracht beet, dat het helemaal verbo gen werd. Maar toch vond hij de jongen sterk en daarom gaf hij hem een zak vol zilvergeld. En de zeemeermin gaf nog een gouden beker die eens op de tafel van een koning gestaan had. „Dank je welzei de jongen en hij nam de zak op zijn rug. Toen bracht de zeemeermin hem weer door de wonderlijke tuin naar de zee, nam hem weer op haar rug en zwom regelrecht terug naar de rots, waarop zij gezeten had. „Het ga je goed!" zei ze met haar zingende stem en nog voordat de jongen haar bedanken kon, was ze in de diepte verdwenen. Ja, nu was die oudste broer een rijk man en hij werd steeds rijker, want met vissen had hij veel geluk. Maar met zijn broer ging het iedere dag slechter. Hij werd zo arm als de mieren en zo ma ger als een lat. Ja, dat komt er van, wanneer je op een zeemeermin gaat schieten. Ra-C V'Wv. «v/H. 25

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 27